Parameter
Offset verwarm. - FV
HP091
Offset sww - zc
HP092
8.12.3
Aansluiting van de installatie op een Smart Grid
Tab.43
Werking van de warmtepomp in een Smart Grid
BL1 IN ingang
Inactief
Actief
Inactief
Actief
Toegangspad
>
Installateur > Systeeminstallatie > Warmtepomp > Blokkerende ingang
Parameter
Functie blok.ingang
AP001
Functie BL2
AP100
7777889 - v06 - 27032023
Beschrijving
Temperatuuroffset voor setpunt verwarming
wanneer fotovoltaïsche energie beschikbaar is
Temperatuuroffset voor setpunt sanitair warm
water wanneer fotovoltaïsche energie
beschikbaar is
BL2 IN ingang
Werking
Inactief
Normaal: de verwarmingspomp en de elektrische bijverwarmer werken nor
maal
Inactief
Uit: de warmtepomp en het elektrisch verwarmingselement zijn uitgescha
keld
Actief
Economy: de warmtepomp oververhit het systeem vanzelf zonder de elek
trische bijverwarmer
Actief
Superspaarstand: de warmtepomp oververwarmt vrijwillig het systeem met
het elektrisch verwarmingselement
Aanpassing vereist
Smart grid gereed
Smart grid gereed
6. Om de installatie opzettelijk over te verhitten en te profiteren van
laagtarief elektriciteit, stelt u richttemperaturen in die overschreden
mogen worden.
Aanpassing vereist
Stel de autorisatie zodanig in dat de richttempe
ratuur van de verwarming mag worden over
schreden van 0 tot 30°C
Stel de autorisatie zodanig in dat de richttempe
ratuur van het sanitair warm water mag worden
overschreden van 0 tot 30°C
De warmtepomp kan controlesignalen ontvangen en regelen van het
"smart" energiedistributienetwerk (Smart Grid Ready). Gebaseerd op de
ontvangen signalen van de klemmenstroken van de BL1 IN en BL2 IN
multifunctionele ingangen, schakelt de warmtepomp uit of oververwarmt
het verwarmingssysteem om het elektriciteitsverbruik te optimaliseren.
Oververhitting wordt geactiveerd naargelang het droge contact op de
ingangen BL1 en BL2 open of gesloten is, en naargelang de instellingen
van de Config. contact BL1 (AP098) en Config. contact BL2 (AP099)
parameters die de activering van de functies regelen met betrekking tot de
open of gesloten positie van de contacten.
1. Schakel de voeding van de buitenunit uit.
2. Sluit de Smart Grid signaalingangen aan op de BL1 IN en BL2 IN
ingangen op de EHC–08 besturingsprint. Smart Grid signalen zijn
afkomstig van droge contacten.
3. Draai de elektriciteitsschakelaar om en schakel de warmtepomp in.
4. Volg het hieronder beschreven toegangspad.
5. Stel de ingangsparameters voor de warmtepomp in.
De parameter Functie blok.ingang (AP001) correspondeert met de
BL1-ingang.
De parameter Functie BL2 (AP100) correspondeert met de BL2-
ingang.
De warmtepomp kan nu Smart Grid-signalen ontvangen en
verwerken.
8 Instellingen
73