Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

De Kielcorrectie Instellen; Een Toestel Voor Watersnelheid Kalibreren; De Watertemperatuurcorrectie Instellen; Communicatie-Instellingen - Garmin GPSMAP 500 Series Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor GPSMAP 500 Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

helemaal hebt gevuld
(De brandstofgegevens synchroniseren
met de actuele brandstofvoorraad, pagina
Stel totale brandstof aan boord in: Hiermee stelt u de
gecombineerde hoeveelheid brandstof van alle
brandstoftanks op uw vaartuig in
synchroniseren met de actuele brandstofvoorraad,
pagina
30).
Metergrenzen instellen: Hiermee stelt u de onder- en
bovenlimieten in van verschillende meters
de motormeter en de brandstofmeter aanpassen, pagina

De kielcorrectie instellen

U kunt een kielcorrectie invoeren om de oppervlaktemeting voor
de diepte van een kiel te compenseren, zodat de diepte kan
worden gemeten vanaf de onderkant van de kiel in plaats van
vanaf de locatie van de transducer. Voer voor deze afstand een
positief getal in. U kunt een negatief getal invoeren als u wilt
compenseren voor een grote boot die een paar voet diep in het
water ligt.
1
Voer een actie uit, op basis van de locatie van de transducer:
• Als de transducer op de waterlijn
u de afstand tussen de locatie van de transducer en de
kiel van de boot. Voer deze waarde bij stap 3 en 4 in als
een positief getal.
• Als de transducer onder aan de kiel
meet u de afstand tussen de transducer en de waterlijn.
Voer deze waarde bij stap 3 en 4 in als een negatief getal.
2
Selecteer Instellingen > Mijn boot > Kielcorrectie.
3
Selecteer
of
op basis van de locatie van de transducer.
4
Voer de afstand in die in stap 1 is gemeten.

Een toestel voor watersnelheid kalibreren

Als u een transducer met snelheidssensor op de kaartplotter
hebt aangesloten, kunt u die snelheidssensor kalibreren om de
nauwkeurigheid van de op de kaartplotter weergegeven
watersnelheidsgegevens te verbeteren.
1
Selecteer Instellingen > Mijn boot > Vaarsnelheid
kalibreren.
2
Volg de instructies op het scherm.
Als de boot te traag is of als de snelheidssensor niets
registreert, verschijnt een melding.
3
Selecteer OK en verhoog geleidelijk de snelheid van de boot.
4
Als het bericht weer wordt weergegeven, stop dan de boot en
controleer of het wieltje met de sensor niet is vastgelopen.
5
Als het wieltje zonder problemen draait, controleer dan de
kabelverbindingen.
6
Als de melding zich blijft voordoen, neem dan contact op met
Garmin Product Support.
Toestelconfiguratie
30).
(De brandstofgegevens
(De grenzen van
29).
is geïnstalleerd, meet
is geïnstalleerd,

De watertemperatuurcorrectie instellen

Voordat u de watertemperatuurcorrectie kunt instellen, moet u
een NMEA 0183-watertemperatuursensor of een transducer met
temperatuursensor aansluiten om de watertemperatuur te
meten.
De temperatuurcorrectie compenseert de temperatuurmeting
van een temperatuursensor.
1
Meet de watertemperatuur aan de hand van een
temperatuursensor of een transducer met temperatuurmeting
die is aangesloten op de kaartplotter.
2
Meet de watertemperatuur met een andere
temperatuursensor of een thermometer die nauwkeuriger is.
3
Trek de in stap 1 gemeten watertemperatuur af van de
watertemperatuur die u hebt gemeten in stap 2.
Het resultaat is de temperatuurcorrectie. Voer deze waarde
in stap 5 in als een positief getal als de op de kaartplotter
aangesloten sensor een koudere watertemperatuur aangeeft
dan in werkelijkheid het geval is. Voer deze waarde in stap 5
in als een negatief getal als de op de kaartplotter
aangesloten sensor een warmere watertemperatuur aangeeft
dan in werkelijkheid het geval is.
4
Selecteer Instellingen > Mijn boot >
Temperatuurcorrectie.
5
Voer de in stap 3 berekende temperatuurcorrectie in.

Communicatie-instellingen

OPMERKING: Voor sommige instellingen en opties zijn extra
kaarten of toestellen vereist.
Selecteer Instellingen > Communicatie.
Seriële poort 1: Stelt het invoer-/uitvoerformaat voor poort 1 in,
te gebruiken voor het aansluiten van de kaartplotter op
externe NMEA toestellen, computers of andere Garmin
toestellen.
Seriële poort 2: Stelt het invoer-/uitvoerformaat voor poort 2 in,
te gebruiken voor het aansluiten van de kaartplotter op
externe NMEA toestellen, computers of andere Garmin
toestellen.
NMEA 0183-instelling: Stelt de NMEA 0183
uitvoertelegrammen in die de kaartplotter verstuurt, hoeveel
cijfers rechts van het decimaalteken worden overgebracht in
een NMEA uitvoer en hoe via-punten worden geïdentificeerd
(NMEA 0183 instellingen, pagina
NMEA 2000-instelling: Hiermee kunt u de toestellen in het
NMEA 2000 netwerk weergeven en een label geven
2000 instellingen, pagina
Marine Network: Hiermee kunt u de toestellen weergeven
waarmee u kaarten, echoloodgegevens of radargegevens
deelt. Niet beschikbaar op alle kaartplottermodellen.
OPMERKING: U kunt alleen netwerkgegevens weergeven
op een model dat die gegevens ondersteunt. Bijvoorbeeld, u
kunt geen netwerkradargegevens weergeven op een model
dat geen radar ondersteunt.
Draadloze toestellen: Hiermee kunt u draadloze toestellen
instellen
(Communicatie met draadloze toestellen, pagina
Niet beschikbaar op alle kaartplottermodellen.
Wi-Fi® netwerk: Hiermee kunt u het Wi‑Fi netwerk instellen
(Communicatie met draadloze toestellen, pagina

NMEA 0183

De kaartplotters ondersteunen de NMEA 0183 standaard die
wordt gebruikt om verschillende NMEA 0183 toestellen aan te
sluiten, zoals VHF-portofoons, NMEA instrumenten,
stuurautomaten, windsensors en koerssensoren.
Raadpleg de installatie-instructies bij de kaartplotter voor het
aansluiten van de kaartplotter op optionele NMEA 0183
toestellen.
40).
40).
3).
(NMEA
3).
39

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Gpsmap 700 seriesEchomap 50 seriesEchomap 70 series

Inhoudsopgave