Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Gegevens Van Meters En Almanakken; Het Kompas Weergeven; Tripmeters Weergeven; De Tripmeters Opnieuw Instellen - Garmin GPSMAP 500 Series Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor GPSMAP 500 Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

De boegcorrectie instellen
Om de boegcorrectie te kunnen instellen, moet u eerst de
potentiële boegcorrectie meten.
De instelling van de boegcorrectie die voor één radarmodus
wordt opgegeven, geldt voor alle andere radarmodi en voor de
radaroverlay.
1
Selecteer op een radarscherm of de radaroverlay Menu >
Radar instellen > Installatie > Voorkant boot.
2
Selecteer Omhoog of Omlaag om de correctie in te stellen.

Gegevens van meters en almanakken

Meters geven informatie over de reis, motor, omgeving en wind,
en zijn beschikbaar op alle kaartplottermodellen. Op alle
kaartplotters zijn numerieke gegevens en een kompas en
tripmeter beschikbaar. Voor wind- en omgevingsmeters zijn
geldige windgegevens benodigd van het NMEA 0183 of NMEA
2000 netwerk. Voor motormeters is een verbinding met het
NMEA 2000 netwerk vereist, dus deze meters zijn niet
beschikbaar op alle kaartplottermodellen.
De kaartplotters geven ook almanak-informatie over getijden,
stromingen en de opkomst- en ondergangstijden van zon en
maan.

Het kompas weergeven

U kunt informatie over uw richting, koers en route weergeven
met behulp van het kompas.
Selecteer Meters > Kompas.

Tripmeters weergeven

Tripmeters bevatten gegevens over de afgelegde kilometers,
snelheid, tijd en brandstof voor de huidige trip.
Selecteer Meters > Reisgegevens.

De tripmeters opnieuw instellen

1
Selecteer Meters > Reisgegevens > Menu.
2
Selecteer een optie:
• Als u alle metingen voor de huidige reis wilt instellen op
nul, selecteert u Herstel Trip.
• Als u de meting van de maximumsnelheid wilt instellen op
nul, selecteert u Herstel maximale snelheid.
• Als u de afstandmeting wilt instellen op nul, selecteert u
Herstel kilometerteller.
• Als u alle metingen op nul wilt instellen, selecteert u
Herstel alles.

Motor- en brandstofmeters weergeven

Voordat u motor- en brandstofmeters kunt weergeven, moet u
verbinding hebben met een NMEA 2000 netwerk dat motor- en
brandstofgegevens kan waarnemen. Zie de installatie-instructies
voor meer informatie.
Selecteer Meters > Motor.
De grenzen van de motormeter en de brandstofmeter
aanpassen
U kunt de onder- en bovenlimiet en het bereik van de gewenste
standaardwerking van een meter instellen. Als een waarde het
standaardbereik overschrijdt, wordt de meter rood.
OPMERKING: Niet alle opties zijn beschikbaar voor alle meters.
1
Selecteer een meter.
2
Selecteer Metergrenzen > Aangepast > Wijzig grenzen.
3
Selecteer een optie:
• Als u de minimumwaarde van het standaardbereik wilt
instellen, selecteert u Vastgesteld minimum.
Gegevens van meters en almanakken
• Als u de maximumwaarde van het standaardbereik wilt
instellen, selecteert u Vastgesteld maximum.
• Als u de onderlimiet van de meter lager wilt instellen dan
het vastgestelde minimum, selecteert u Schaalminimum.
• Als u de bovenlimiet van de meter hoger wilt instellen dan
het vastgestelde maximum, selecteert u
Schaalmaximum.
4
Selecteer de grenswaarde.
5
Herhaal stap 4 en 5 om meer grenzen in te stellen.

Statusalarmen voor motormeters inschakelen

U kunt de kaartplotter inschakelen om statusalarmen voor de
motor weer te geven.
Selecteer in het motormeterscherm Menu >
Meterinstellingen > Statusalarmen > Aan.
Wanneer een motoralarm wordt geactiveerd, wordt een
statusalarmbericht weergegeven en wordt de meter mogelijk
rood, afhankelijk van het type alarm.
Afzonderlijke statusalarmen voor motormeters
inschakelen
1
Selecteer in het motormeterscherm Menu >
Meterinstellingen > Statusalarmen > Aangepast.
2
Selecteer een of meer alarmen voor de motormeters die u
wilt in- of uitschakelen.
Het aantal motoren selecteren dat door de meters
wordt weergegeven
U kunt informatie voor maximaal vier motoren weergeven.
1
Selecteer in het motormeterscherm Menu >
Meterinstellingen > Motorselectie > Aantal motoren.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer het aantal motoren.
• Selecteer Automatisch configureren om het aantal
motoren automatisch te detecteren.
Instellen welke motoren in de meters worden
weergegeven
Voordat u kunt instellen hoe de motoren worden weergegeven
in de meters, moet u handmatig het aantal motoren selecteren
(Het aantal motoren selecteren dat door de meters wordt
weergegeven, pagina
29).
1
Selecteer in het motormeterscherm Menu >
Meterinstellingen > Motorselectie > Wijzig motoren.
2
Selecteer Eerste motor.
3
Selecteer de motor die u in de eerste meter wilt weergeven.
4
Herhaal de stappen voor de overige motormeters.

De weergave van de brandstofmeters configureren

Voordat u de brandstofniveaus kunt configureren en weergeven,
moet een compatibele brandstofstroomsensor of
tankniveausensor worden verbonden met het NMEA 2000
netwerk.
U kunt de totale hoeveelheid brandstof aan boord weergeven
als een numerieke display die het totale tankniveau weergeeft of
als een grafische display die het niveau in elke brandstoftank
weergeeft.
1
Selecteer Meters > Motor > Menu > Meterinstellingen >
Brandstofweergave.
2
Selecteer een optie:
• Als u het totale brandstofniveau in alle tanks wilt
weergeven, selecteert u Gebruik totale brandstof a.
boord.
• Als u de hoeveelheid brandstof in elke afzonderlijke tank
wilt weergeven, selecteert u Gebruik
brandstoftankniveau.
29

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Gpsmap 700 seriesEchomap 50 seriesEchomap 70 series

Inhoudsopgave