7.2.5
Meting van de ionisatiestroom
De brander heeft een ionisatiesysteem om de aanwezigheid van
de vlam te controleren.
De minimumstroom om de controledoos te doen werken is 4 µA.
Het bedieningspaneel geeft "30%" weer (zie "Lijst parameters"
op pag. 46, parameter nr. 954).
De brander levert echter een veel hogere stroom op, zodat geen
enkele controle vereist is.
Als de ionisatiestroom toch moet gemeten worden, de stekker-
stopcontact op de kabel van de ionisatiesonde losgekoppeld wor-
den en een microampèremeter voor gelijkstroom met 100 µA op de
volle schaaluitslag geplaatst worden, zoals is aangeduid in Afb. 36.
Let op de polariteit!
OPGELET
20076585
7.3
Controle van de positionering van de toerensensor
Voor de ijking van de toerensensor moet als volgt gehandeld wor-
den:
los de schroeven 3) en leg de sensor op het verlengstuk van de
schijf 2).
Neem als referentie de gegradueerde schaal 4), en plaats de toe-
rensensor ongeveer 1 merkteken achteruit zodat een afstand van
het verlengstuk van de schijf 2) van ongeveer 2 mm wordt verkre-
gen.
Legende (Afb. 38)
1 - Toerensensor
2 - Schijf
3 - Schroef
4 - Gegradueerde schaal
20081756
Onderhoud
7.2.6
Controle van de druk van de lucht en het gas
in de branderkop
Om deze handeling uit te voeren, moet een manometer gebruikt
worden voor de meting van de lucht- en de gasdruk op de bran-
derkop, zoals is aangeduid in Afb. 37.
Controle
luchtdruk
20076586
Afb. 36
4
20082216
54
NL
Controle
gasdruk
3
1
3
Afb. 37
2
Afb. 38