Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
6.11.1 Procedure voor het ijken van de brander
Installeer de verstuiver die geschikt is voor het gewenste
maximumvermogen.
Controleer of de excentriciteit van de olienok zodanig is dat
de oliemodulatoras een slag van ongeveer 8 mm uitvoert.
Gewoonlijk wordt bij een slag van de as van 8 mm een
drukverandering verkregen die nodig is om het vermogen
van minimum tot maximum te doen gaan.
Roteer, om dat te controleren, de nok met de hand, maar
ontgrendel eerst de servomotor met de hendel 7)(Afb. 35),
zodat de slag van de as niet te groot of te klein is. Vergeet
niet om na de controle de servomotor te blokkeren.
Ontsteek de brander met de keuzeschakelaar op het
bedieningspaneel in de stand "MAN" 1)(Afb. 33).
Nu zal de servomotor, na de voorventilatiefase, stilvallen op
ongeveer 45°.
Regel de aanvoerdruk van de pomp volgens de uitleg onder
punt A (Aanvoerdruk van de oliepomp) zodat een
aanvoerdruk van 24 - 25 bar naar de verstuiver verkregen
wordt.
Regel de druk op de terugloop op het minimum van
ongeveer 6 bar.
Wijzig daarvoor de lengte van de as 5)(Afb. 38) door op de
moer 6) te handelen.
Voer de ijking van het luchtdebiet uit, regel daarvoor de nok
met variabel profiel met de schroeven 2)(Afb. 37).
Verhoog, na deze eerste regeling, het geleverde vermogen
met de keuzeschakelaar met automatische terugkeer op het
besturingspaneel. Stop na een servomotorrotatie van 15° en
voer een nieuwe regeling uit met de luchtnok met variabel
profiel.
Er wordt aanbevolen om een ijking uit te voeren om te
voorkomen dat een rokerige vlam ontstaat en zo snel
mogelijk het maximale vermogen te bereiken (maximale slag
van de servomotor 130°); voer een ijking uit op de excentriek
schroef 5), (Afb. 38) de druk op de terugloop om het
gewenste vermogen te verkrijgen dat vereist is door de
verstuiver en keer terug om de tussenliggende punten te
ijken.
Controleer
vervolgens
verbrandingsparameters
modulatievermogens opnieuw en breng eventueel de nodige
correcties aan.
Schakel de brander uit en wacht tot de motor van de
ventilator helemaal stilstaat.
Verplaats nu de keuzeschakelaar 2)(Afb. 33), op "GAS", en
voer een nieuwe inschakeling uit; controleer de correcte
functionering met gas aan het gewenste vermogen.
Als dat niet het geval is, ijk dan de gasnok volgens de uitleg
onder het eerder vermelde punt C (Gasnok).
Als de optimale regeling bereikt is, vergeet dan niet om de
regelschroeven van de profielen van de nokken te blokkeren
met de schroeven 3)(Afb. 37).
Overschrijd tijdens het ijken van de nokken de
slaglimieten van de servomotor 0° ÷ 130° niet om
vastlopen te voorkomen.
OPGELET
Controleer door middel van een manuele slag 0 -
130° van de nokken of geen mechanische
hindernissen
microschakelaars 1-2 van de servomotor in
werking treden.
de
waarden
van
bij
de
verschillende
aanwezig
zijn
voordat
de
de
33
NL
20147269