4.8
Werkingsvelden
Het MAXIMUMVERMOGEN moet gekozen worden binnen de
streepjeszone van het diagram (Afb. 2).
Het MINIMUMVERMOGEN mag niet minder bedragen dan de
minimumlimiet van het diagram:
Model
RS 310/E BLU
RS 410/E BLU
RS 510/E BLU
RS 610/E BLU
20
18
16
14
12
10
8
6
4
2
0
-2
400
800
4.9
Proefketel
De combinatie brander-ketel stelt geen enkel probleem als de ke-
tel EG gehomologeerd is en als de afmetingen van de verbran-
dingskamer de waarden in het diagram (Afb. 3) benaderen.
Indien de brander moet toegepast worden op een ketel zonder
EG homologatie en/of waarvan de afmetingen van de verbran-
dingskamer duidelijk kleiner zijn dan diegenen die worden aan-
geduid in het diagram, moeten de constructeurs geraadpleegd
worden.
Technische beschrijving van de brander
kW
400
500
680
1000
RS 310/E
1200
1600
2000
2400
2800
OPGELET
Tab. F
RS 610/E
RS 510/E
RS 410/E
3200
3600
4000
4400
Thermisch vermogen – kW
De werkingsvelden zijn het resultaat van testen met speciale
proefketels, volgens norm EN 676.
In Afb. 3 zijn de diameter en de lengte van de proefverbrandings-
kamer aangegeven.
Voorbeeld: RS 510/E BLU
Vermogen 5000 kW - diameter 100 cm - lengte = 5 m
11
NL
Het werkingsveld (Afb. 2) is berekend bij een om-
gevingstemperatuur van 20 °C, een luchtdruk van
1013 mbar (ongeveer 0 m boven de zeespiegel)
en met de branderkop afgesteld zoals is aangege-
ven op pag. 25.
4800
5200
5600
6000
20057548
20058566
6400
6800
Afb. 2
Afb. 3
20068187