Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Instelling Van Het Pompvermogen - Wilo -CronoLine-IL-E Inbouw- En Bedieningsvoorschriften

Inhoudsopgave

Advertenties

Nederlands
9.2
Dubbelpompinstallatie/Y-
buisinstallatie
Afb. 42: Master-pomp instellen
9.3

Instelling van het pompvermogen

230
• Bij werkzaamheden altijd veiligheidskleding, veiligheidshand-
schoenen en veiligheidsbril dragen.
WAARSCHUWING! Gevaar voor letsel!
Bij een niet-correcte installatie van de pomp/installatie kan er bij
de inbedrijfname vloeistof uit schieten. Ook kunnen er afzonder-
lijke onderdelen losraken.
• Bij de inbedrijfname afstand houden van de pomp.
• Veiligheidskleding, veiligheidshandschoenen en veiligheidsbril
dragen.
GEVAAR! Levensgevaar!
Door het naar beneden vallen van de pomp of afzonderlijke onder-
delen kunnen levensgevaarlijke letsels ontstaan.
• Zorgen dat onderdelen van de pomp bij installatiewerkzaamheden
niet naar beneden kunnen vallen.
OPMERKING:
Bij dubbelpompen is de linker pomp in stroomrichting reeds af fabriek
als master-pomp geconfigureerd.
OPMERKING:
Bij eerste inbedrijfname van een Y-buisinstallatie die niet vooraf is
geconfigureerd, zijn beide pompen in hun fabrieksinstelling gezet. Na
aansluiting van de dubbelpomp-communicatiekabels wordt de foutcode
"E035" weergegeven. Beide aandrijvingen draaien met noodtoerental.
Na het bevestigen van de foutmelding wordt het menu <5.1.2.0>
weergegeven en "MA" (= master) knippert. Om "MA" te bevestigen
moet de toegangsblokkering gedeactiveerd en de servicemodus
actief zijn (afb. 42).
Beide pompen staan op "Master" en op de displays van beide elektro-
nicamodules knippert "MA".
• Een van de beide pompen door het indrukken van de rode knop als
master-pomp bevestigen. Op het display van de master-pomp ver-
schijnt de status "MA". De verschildruksensor moet aan de master
worden aangesloten.
De meetpunten van de verschildruksensor van de master-pomp moe-
ten in de desbetreffende verzamelbuis op de zuig- en drukzijde van
de dubbelpompinstallatie liggen.
De andere pomp geeft vervolgens de status "SL" (= slave) weer.
Alle overige instellingen van de pomp kunnen vanaf nu enkel nog via
de master worden ingesteld.
OPMERKING:
De procedure kan later handmatig gestart worden door het menu
<5.1.2.0> te selecteren.
(Voor informatie over de navigatie in het servicemenu zie hoofdstuk
8.6.3 "Navigeren" op pagina 220).
• De installatie is voor een bepaald bedrijfspunt (vollastpunt, berekend
maximaal benodigd verwarmingsvermogen) ontworpen. Bij de inbe-
drijfname moet het pompvermogen (opvoerhoogte) volgens het
bedrijfspunt van de installatie worden ingesteld.
• De fabrieksinstelling komt niet overeen met het voor de installatie
vereiste pompvermogen. Dit wordt met behulp van het karakteris-
tieke diagram van het geselecteerde pomptype (bijv. uit specificatie-
blad) bepaald.
OPMERKING:
De waarde van de doorstroming, die wordt weergegeven op het dis-
play van de IR-monitor/IR-stick of aan het gebouwbeheersysteem
wordt doorgegeven, mag niet worden gebruikt voor de regeling van
de pomp. Deze waarde geeft enkel de tendens aan.
Niet bij alle pomptypen wordt een doorstroomwaarde uitgegeven.
WILO SE 06/2016

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Wilo-cronotwin-dl-eWilo-cronobloc-bl-e

Inhoudsopgave