1.43
Algemene gebruiksaanwijzingen
1. De rotatiesnelheid van de maaicilinders moet altijd zo hoog mogelijk worden gehouden om steeds
de beste maaikwaliteit te krijgen. Dit vereist weer dat het motortoerental zo hoog mogelijk moet
blijven.
2. De maaikwaliteit zal verslechteren als de machine te snel rijdt. Zorg ervoor dat de maaikwaliteit
altijd is afgestemd op het vereiste werktempo, en stel de rijsnelheid dienovereenkomstig af.
3. Voorkom dat de motor van de wordt overbelast. Verminder de rijsnelheid of zet de machine op
een hogere maaistand. Controleer dat de maaicilinders de onderste maaimessen niet meer dan
licht raken.
4. Controleer om de paar uur de afstelling van de maaicilinder ten opzichte van het onderste
maaimes, zelfs als de prestaties van de maaimachine goed zijn. Als de cilinder en de onderste
maaimessen elkaar teveel raken of als de afstand tussen beide te groot is, zal er sneller slijtage
optreden.
5. Schakel altijd de maaiaandrijving uit als u rijdt over terrein waarop geen gras groeit. Het gras zal
de maaimessen smeren tijdens het maaien. Als de maaicilinders draaien terwijl er niet gemaaid
wordt, vindt er een grote warmteontwikkeling plaats die snelle slijtage veroorzaakt. Het is daarom
ook raadzaam om de maaisnelheid te verminderen bij het maaien op plaatsen met weinig of
droog gras.
6. U behaalt de beste resultaten wanneer u tegen de ligging van het gras in maait. Om deze reden
zou de bestuurder moeten proberen om bij iedere maaibeurt de maairichting om te draaien.
7. Zorg ervoor dat u geen stukken gras ongemaaid laat bij de overlappingen tussen maaidekken
door geen scherpe bochten te maken.
8. Het is over het algemeen raadzaam om, als de omstandigheden dat toelaten, de achterste
rolschrapers te verwijderen, omdat zo een optimale grasafvoer bereikt kan worden. De schrapers
moeten weer gemonteerd worden als er zich gras en modder ophoopt op de rollers. Als u
de bedrading van de schrapers aanbrengt, zorg er dan voor dat de draden op de juiste wijze
gespannen worden, zie ONDERHOUD - OM DE 50 BEDRIJFSUREN.
WAARSCHUWING: VOORKOM ONGEVALLEN - Wees voorzichtig als u rijdt over obstakels
zoals stoepranden. Rij ALTIJD langzaam over obstakels om schade aan de banden, de wielen
en de stuurinrichting van de machine te voorkomen. Controleer of de banden de aanbevolen
spanning hebben.
Correctie maaihoogte-instelling middelste maaidek
Wanneer de maaihoogte van alle maaidekken via de controleringen gelijk is afgesteld, kan
het voorkomen dat het middelste maaidek toch een merkbaar hoger resultaat geeft dan de
zijmaaidekken. Het middelste maaidek wordt geduwd door de machine terwijl de zijdekken worden
getrokken, waardoor de stand van de messen ten opzichte van de grond iets kan verschillen.
De verschillen in maaihoogte die hierdoor ontstaan zijn afhankelijk van het terrein, maar door de
controlering van het middelste maaidek iets lager in te stellen dan die van de zijmaaidekken kunt u
een goed maairesultaat behalen.
GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE
1.43