Afstelling van de pneumatische installatie
Om de lucht in de pneumatische installatie af te laten, moet men de afsluiter (1) bedienen en
vervolgens aan de knop van de regelaar (2) draaien, controleer daarbij het bereikte drukniveau
op de manometer (4). Op de machine is ook een drukregelaar geïnstalleerd, die zich in het
elektrische schakelbord van de machine bevindt. Wanneer er geen lucht in de installatie is,
voorziet deze drukregelaar via het bedieningspaneel om het vastgestelde probleem te
signaleren. Bij de levering is de machine afgesteld om op te treden wanneer de druk onder de
drempel van 4 bar daalt (raadpleeg de gebruikshandleiding van de drukregelaar om de
afstelling eventueel te wijzigen). Om aan te sluiten, moet men de luchtbron aanbrengen op de
toevoerkoppeling (3) met een buis van Ø10 mm.
23
Fig. 3.5.2
Hieronder worden de gegevens voor de pneumatische installatie vermeld:
Werkdruk: 6 bar
Maximum verbruik: 12 Normaal liter / cyclus
Max. graad van onzuiverheid: 40 µm (vaste deeltjes); 0,5 PPM (vloeibare deeltjes)