DE SNELHEIDSSENSOR AFSTELLEN
Wanneer het bedieningspaneel gegevens niet goed
weergeeft, moet u de snelheidssensor afstellen. Haal
eerst het stroomsnoer uit het stopcontact om de snel-
heidssensor af te stellen.
Gebruik ver-
volgens een
standaard schroe-
vendraaier en wrik
de Buitenste Schijf
(20) voorzichtig
van het Rechter
Buitenste Scherm
(23).
Zoek naar de Snelheidssensor (56). Draai de Katrol
(73) totdat een Magneet (137) op dezelfde hoogte
komt als de Snelheidssensor.
23
20
98
56
54
137
126
73
26
Verwijder de twee M4 x 16mm Schroeven (98) en ver-
wijder daarna de Beugel van de Snelheidssensor (54).
Maak de aangegeven M4 x 10mm Klemschroeven
(126) iets los.
Maak vervolgens de Beugel van de Snelheidssensor
(54) weer vast en schuif de Snelheidssensor (56) iets
dichter of verder van de Magneet (137). Steek het
stroomsnoer in het stopcontact en beweeg de Katrol
(73) voldoende naar voren en naar achteren, zodat
de Magneet herhaaldelijk voorbij de Snelheidssensor
komt. Herhaal deze procedure tot het bedie-
ningspaneel de juiste informatie weergeeft.
Wanneer de snelheidssensor goed is afgesteld, kunt
u de Beugel van de Snelheidssensor (54) verwijde-
ren, de twee M4 x 10mm Klemschroeven (126) weer
vastmaken en de Beugel van de Snelheidssensor weer
bevestigen.
Maak vervolgens de buitenste schijf weer vast aan het
rechter buitenste scherm en steek het stroomsnoer in
het stopcontact.