Figuur 22
1. Grasgeleider
Maaien
Stel de rijsnelheidbegrenzer (Figuur 23) en de knop voor
de toerenregeling van de messenkooien (Figuur 24)
in op de gewenste maaihoogte, zie het schema in
Rijsnelheid en messenkooisnelheid op elkaar afstellen.
Gebruik de sticker aan de zijkant van de stuurkolom
alleen als richtlijn.
1
Figuur 23
1. Rijsnelheidbegrenzer
1
G012296
2
G012297
2. Tractiepedaal
1
1. Toerenregelaar van messenkooien
Start de motor en zet de gashendel op Snel. Zet de
parkeerrem vrij. Om vooruit te rijden, moet u de
tractiepedaal naar voren intrappen (Figuur 23). Zet de
maai-/hefhendel in de maaistand. De messenkooien
gaan draaien. Laat het tractiepedaal contact houden
met de rijsnelheidbegrenzer (Figuur 23) om te zorgen
voor een consistente maaikwaliteit.
VOORZICHTIG
Dit product kan een geluidsniveau van meer dan
85 dB(A) produceren bij de bestuurdersstoel.
Bij langdurige blootstelling aan lawaai wordt
geadviseerd gehoorbescherming te gebruiken om
de kans op blijvende gehoorschade te verminderen.
Transport
Zet nadat u klaar bent met maaien de maai-/wethendel
in de stopstand. Breng de maaidekken omhoog door
de hefhendels terug te trekken. Blijf de hendels naar
achteren trekken tot de maaidekken volledig omhoog
zijn gebracht (het hydraulische systeem maakt een geluid
als de maaidekken volledig omhoog zijn). Vergrendel
de maaidekken met de transportvergrendelingen. Wees
voorzichtig als u tussen objecten rijdt zodat u de
machine of de maaidekken niet per ongeluk beschadigt.
Rijsnelheid en messenkooisnelheid op
elkaar afstellen
Varieer met de messenkooisnelheid (terwijl u de
rijsnelheid constant houdt) om de beste maaikwaliteit
voor het te maaien gebied te bepalen. Als de
messenkooisnelheid te hoog of te laag is heeft dit
invloed op de maaikwaliteit. Gebruik het juiste
maaischema (zie hieronder) en de sticker op de
stuurkolom als richtlijn voor de eerste aanpassing van
de rijsnelheid en de snelheid van de messenkooi(en).
25
Figuur 24
G012298