Figuur 18
1. Testknop waarschuwingslampjes
Veiligheidssysteem
controleren
VOORZICHTIG
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van de machine.
Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van de
interlockschakelaars en vervang beschadigde
schakelaars voordat u de machine weer in
gebruik neemt.
1. Breng de maaidekken op open terrein zonder vuil
en omstanders omlaag tot op de grond. Zet de
motor af.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel
de parkeerrem in werking. Draai aan het
contactsleuteltje en probeer de motor te starten
met de maai-/wethendel in de maaistand en in de
wetstand. Als de motor gaat draaien, is er een defect
dat moet worden verholpen. Als de motor niet start,
werkt de aandrijfschakelaar van het maaidek goed.
3. Neem plaats op de bestuurdersstoel en ontgrendel
de parkeerrem. Draai het contactsleuteltje
en probeer de motor te starten terwijl de
maai-/wethendel in de stopstand staat. Als de
motor gaat draaien, is er een defect dat moet
worden verholpen. Als de motor niet start, werkt de
remschakelaar van het maaidek goed.
4. Stel de parkeerrem in werking, start de motor
en breng de maaidekken omlaag. Zet de
maai-/hefhendel in de maaistand. Kom overeind
uit de bestuurdersstoel. De motor moet binnen
enkele seconden afslaan, dit wijst erop dat het
1
G012292
interlocksysteem goed werkt. Kom ook overeind uit
de bestuurdersstoel terwijl de hendel in de wetstand
staat. De motor moet afslaan, dit wijst erop dat het
interlocksysteem goed werkt. Als de motor niet
afslaat, is er een defect dat moet worden verholpen.
Opmerking: Er zit een vertraging van 1 tot 2
seconden tussen het overeind komen van de stoel
en het afslaan van de motor.
5. Stel de parkeerrem in werking, zet de
maai-/wethendel in de neutraalstand, start de
motor, ontgrendel de parkeerrem en kom omhoog
uit de stoel. Als de motor afslaat, functioneert het
interlocksysteem naar behoren. Als de motor niet
afslaat, is er een defect dat moet worden verholpen.
De machine duwen of slepen
In noodgevallen kan de machine over een korte afstand
worden geduwd of gesleept. gebruik hiervoor het
omloopventiel van de tractiepomp.
Belangrijk: U mag de machine niet sneller dan
3-4,8 km/u duwen of slepen omdat hierdoor het
hydraulische systeem kan worden beschadigd. Als
de tractie-eenheid over een grote afstand moet
worden verplaatst, moet u deze vervoeren op een
vrachtwagen of een aanhanger.
GEVAAR
De machine kan rollen terwijl de voorwielmotoren
zijn uitgeschakeld. De machine moet zich op
een horizontaal oppervlak bevinden of de wielen
moeten zijn geblokkeerd. U kunt niet effectief
remmen met de wielmotoren uitgeschakeld.
1. Verwijder de bevestigingsclip uit de stoelsteunstang
(Figuur 19).
1. Bevestigingsclip
23
1
Figuur 19
G012293