Belangrijk: Als een band van een wiel dat is
verzwaard met calciumchloride, lek raakt, moet
u de machine zo snel mogelijk van het gras
rijden. Om mogelijke schade aan de grasmat te
voorkomen, moet u het desbetreffende deel van het
terrein onmiddellijk doordrenken met water.
Starten en stoppen
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en haal uw
voet van het tractiepedaal. Zorg ervoor dat de
parkeerrem is ingeschakeld en dat het tractiepedaal
en de maai-/wethendel in de neutraalstand staan.
2. Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan. Als
het indicatielampje van de gloeibougies uitgaat, kan
de motor worden gestart.
3. Draai het contactsleuteltje naar de stand Start. Laat
het sleuteltje los zodra de motor start.
Om te stoppen, moet u alle bedieningsorganen
uitschakelen en in de neutraalstand zetten en de
parkeerrem in werking stellen. Breng alle maaidekken
omhoog naar de transportstand en vergrendel deze.
Draai het sleuteltje op Uit en haal dit uit het contact.
Het brandstofsysteem
ontluchten
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Zorg ervoor dat de brandstoftank minstens half
vol is.
2. Klap de motorkap omhoog.
3. Open de ontluchtingsplug op het
brandstoffilter/waterafscheider (Figuur 16).
2
1
Figuur 16
1. Brandstoffilter/waterafscheider 2. Ontluchtingsplug
4. Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan.
De elektrische brandstofpomp begint te werken.
G012391
22
Hierbij komt er lucht bij de ontluchtingsplug naar
buiten. Laat het sleuteltje op Aan staan totdat er
een volle straal brandstof bij de plug naar buiten
komt. Zet de ontluchtingsplug weer vast en draai
het sleuteltje naar de stand Uit.
5. Draai de ontluchtschroef op de
brandstofinjectiepomp open (Figuur 17).
Figuur 17
1. Ontluchtschroef brandstofinjectiepomp
6. Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan.
De elektrische brandstofpomp begint te werken.
Hierbij komt er lucht bij de ontluchtschroef naar
buiten. Laat het sleuteltje op AAN staan totdat er
een volle straal brandstof bij de schroef naar buiten
komt. Zet de ontluchtschroef weer vast en draai
het sleuteltje op Uit.
Opmerking: Normaal gesproken zal de
motor na het uitvoeren van de bovenstaande
ontluchtingsprocedures starten. Indien de motor
echter niet start, kan er lucht tussen de injectiepomp
en de injectors zitten; zie Injectors ontluchten.
Waarschuwingslampjes
controleren
Controleer elke dag voordat u de machine gaat bedienen
of alle waarschuwingslampjes werken.
Opmerking: Een waarschuwingssignaal blijft klinken
tot het probleem is verholpen of totdat u de knop om
het alarm uit te schakelen indrukt. Als er een tweede
probleem optreedt, klinkt het waarschuwingssignaal
niet maar brandt het waarschuwingslampje wel.
1
G012291