Zet het voertuig op een vlak
oppervlak.
TYPISCH
A. 10 m
90°
TYPISCH
3. Traceer 2 parallelle lijnen met
de grond op het testoppervlak
als volgt:
LIJNEN OP HET TESTOPPERVLAK
Lijn A
Lijn B
4. Laat de bestuurder op de be-
stuurdersstoel plaatsnemen.
5. Kies de dimlichten.
6. De lichten zijn goed gericht als
de bovenkant van de lichtbundel
van de koplampen tussen de
markeringen schijnt.
644 mm
boven de grond
554 mm
boven de grond
ONDERHOUDSPROCEDURES
TYPISCH - LICHTBUNDEL VAN DE
GROOTLICHTEN OP HET TESTOPPER-
VLAK (ÉÉN KOPLAMP)
1. Bovenkant
A. Markering op 644 mm boven de grond
B. Markering op 554 mm boven de grond
Controle op de koplamprichting
(Europese, Australische en
Japanse modellen)
1. Controleer of de banden goed
opgepompt zijn. Zie de SPECIFI-
CATIES .
2. Zet het voertuig 10 m voor een
testoppervlak zoals afgebeeld.
Zet het voertuig op een vlak
oppervlak.
TYPISCH
A. 10 m
90°
TYPISCH
3. Traceer 4 parallelle lijnen met
de grond op het testoppervlak
als volgt:
149