6.2.1.7 - Drukschakelaar en thermostaat van fanregeling:
De functie hiervan is dat een juiste kopdruk te handhaven voor een goede werking van de unit.
Bij hogere buitenluchttemperatuur neemt de kopdruk toe, de fans kunnen deze op het juiste niveau houden.
6.2.1.8 - Anti-vriesfunctie:
Deze functie is alleen aanwezig op units ontworpen voor koeling met pekel of glycol-water, waarvan de temperatuur
waarbij de oplossing bevriest afhangt van de concentratie.
Zowel de drukschakelaar als de thermostaat (zie gevallen 1 en 2) leggen de unit zo nodig meteen stil.
GEVAL 1: Antivries-thermostaat:
Deze voorziening bewaakt de temperatuur van de gekoelde vloeistof bij uittrede uit de verdamper. Reageert wanneer
de temperatuur onder het vooringestelde minimum komt (+ 4 °C voor water).
GEVAL 2: Antivries-drukschakelaar:
Dit bewaakt de verdampingsdruk van het koudemiddel. Reageert wanneer de temperatuur onder het vooringestelde
minimum komt.
Opmerking: Voor eenheden met CLIMATIC-regeling zie de gebruikershandleiding daarvoor voor meer bijzonderheden.
6.2.1.9 - Veiligheidsschakelaar olieverschildruk: (alleen bij units met semi-hermetische compressor)
a) Zuigercompressoren:
Deze drukschakelaar legt onvoorwaardelijk de unit stil als de differentiële oliedruk meer dan twee minuten lang onder
een vooringestelde veilige minimumwaarde blijft.
De differentiële oliedruk is het verschil tussen de persdruk van de oliepomp en de gasdruk in het carter van de
compressor (zuigdruk). De veiligheidsschakelaar voor de olieverschildruk is in de fabriek afgesteld en wijziging is niet
mogelijk.
b) Schroefcompressoren:
Deze drukschakelaar legt onvoorwaardelijk de unit stil als de differentiële oliedruk boven een vooringestelde veilige
waarde komt.
De differentiële oliedruk is in dit geval de hoge druk minus de olieinspuitdruk van de compressor.
6.2.2 - Functies van elektrische componenten
6.2.2.1 - Anti-kortecyclus-relais (elektronisch of mechanisch):
Dit relais beperkt het aantal inschakelingen van de compressoren.
Thermische beveiliging van de compressormotor:
Deze beveiliging stopt de motor als de wikkelingen te heet worden, en laat hem weer starten als de temperatuur weer
tot een normale waarde gedaald is.
6.2.2.2 - Stroombegrenzing van de fans:
Stopt de fanmotor indien een fasestroom te hoog wordt.
6.2.2.3 - Stroombegrenzer van de compressormotor:
Beschermt elk van de motorwikkelingen tegen eventuele te hoge stroom.
6.2.2.4 - Indicatorlampjes:
De elektrische regelkast is voorzien van indicatorlampjes om te visualiseren welke functies en circuits al dan niet
in werking zijn.
Er is een indicator van de elektrische voeding van de unit, een noodstopindicator voor elke compressor, een indicatie
dat een compressor door het regelsysteem gestopt is (via de hoofdthermostaat die reageert op de temperatuur van
het gekoelde water), een werkingslampje per compressor, en een algemene stopindicator van de fans
(bij luchtgekoelde eenheden).
Zie voor eenheden met CLIMATIC-regeling de handleiding daarvan.
• 30 •
Installatie- bedienings- onderhoudshandleiding (IOM) • LUCHTGEKOELDE KOELMACHINES & SPLIT UNITS - 0708-D