9) Controleer bij eenheden met fans met luchtkanalen de luchtstroom en het drukverlies van het kanaal.
Bij aflevering zijn de drijfriemen nieuw en afgesteld op de juiste spanning. Na de eerste 50 draai-uren moet
de spanning gecontroleerd en bijgesteld worden. 80% van de totale verlenging van de drijfriemen treedt
op tijdens de eerste 15 gebruiksuren.
Voordat u de spanning bijstelt, moet u controleren of de snaarschijven correct zijn uitgelijnd.
Als u de snaar wilt spannen, stelt u de hoogte van de motorsteunplaat in met de plaatafstelschroeven.
De aanbevolen doorbuiging is 16 mm per meter van midden tot midden.
Controleer of volgens het onderstaande diagram (afbeelding 14) de volgende verhouding hetzelfde blijft.
A
(
mm
)
P
(
mm
)
De V-snaren moeten altijd worden vervangen als:
- - de schijf op de maximumstand staat;
- - het rubber van de riem is versleten of de draad zichtbaar is.
Vervangende drijfriemen moeten dezelfde nominale afmetingen hebben als
degene die ze vervangen. Als in het systeem meerdere drijfriemen gebruikt
worden moeten ze allemaal uit dezelfde productierun komen (vergelijk
de serienummers).
LET OP:
Een te slap gespannen riem gaat slippen, wordt warm en slijt te snel. Aan de andere kant komt
er bij een te strak gespannen riem te veel spanning op de lagers, waardoor die te warm worden
en voortijdig verslijten. Ook een onjuiste uitlijning zal voortijdige slijtage veroorzaken.
9a) UITLIJNEN VAN DE POELIES
Na het afstellen van een of beide snaarschijven, controleert u de uitlijning van de aandrijving met een liniaal
aan de binnenzijde van de twee snaarschijven.
LET OP: Mogelijk vervalt de garantie als er een belangrijke wijziging in de transmissie wordt
aangebracht zonder dat u daarvoor eerst toestemming hebt verkregen.
De feitelijke weerstand van luchtkanalen is niet altijd gelijk aan de theoretisch berekende waarden.
Om dit te corrigeren is het vaak nodig snaarschijf en snaarafstelling aan te passen. De motoren zijn daarom
voorzien van variabele snaarschijven.
9b) BALANCEREN VAN DE LUCHTSTROMEN
Meet de hoeveelheid geabsorbeerde ampères.
Als de opgenomen stroom groter is dan de nominale waarde, dan heeft het ventilatiesysteem een kleiner
drukverlies dan voorzien. Verminder de luchtstroom door het toerental te verlagen. Als de systeemweerstand
aanzienlijk lager is dan ontworpen, dan is er kans op oververhitting van de motor, waarbij de beveiligingen
die uit kunnen schakelen.
Als de opgenomen stroom lager is dan nominaal, dan heeft uw systeem een groter drukverlies dan voorzien.
Vergroot de luchtstroming door het toerental op te voeren. Het opgenomen vermogen neemt daardoor
ook toe, wat een grotere motor nodig kan maken.
9c) CONTROLE VAN LUCHTSTROOM EN ESP
Aan de hand van de volgende ventilatorcurve zijn nu de luchtstroom, de totale beschikbare druk (P
en de corresponderende dynamische druk (Pd) te schatten voor een specifiek instelpunt.
Installatie- bedienings- onderhoudshandleiding (IOM) • LUCHTGEKOELDE KOELMACHINES & SPLIT UNITS - 0708-D
=
20
TOT
)
• 25 •