6.5.2
- Stabilisatie procedure
- Hydraulische stabilisatie
3
OS_A1005CC
Handel op de volgende wijze.
1) De parkeerrem trekken, de koppelingshendel
in neutraal zetten en de endothermische mo-
tor starten.
2) Druk op het koppelingspedaal en schakel de
aftakas in (zie "Bedieningen in de stuurcabi-
ne"); het controlelampje (3) moet aangaan.
3) Bedien de toets (31) "F2"om de stabiliserings-
functie te gebruiken.
4) Druk op "F3" om de stabilisatiepagina te ope-
nen (zie "Beschrijving van de pagina's").
5) Bedien de stabiliseringscommando's om de
stabilisatorarmen uit te schuiven (voor versie
met hydraulisch uitschuifbare stabilisatorar-
men).
De lampjes (G) en (H) moeten gaan branden.
6) Schakel de inrichting (C) uit in positie (A).
WAARSCHUWING
Ga volledig rond de machine om visueel te controleren of de stabilisatoren correct zijn neer-
gezet, of er geen scheuren, inspectieputjes, ondergrondse leidingen enz. zijn in de zone waar
de stabilisatoren op de grond steunen. Controleer of alle wielen van de grond zijn opgeheven.
48
6.21
32
31
G
B
C
A
7) Schakel de inrichting (D) uit en schuif de sta-
bilisatorarm handmatig uit (voor versie met
handbediend uitschuiven van de stabilisator-
armen).
8) Schakel de inrichting (C) in, in positie (B).
De lampjes (G) en (H) moeten gaan branden.
U kunt de inrichting (C) enkel inschakelen als
de stabilisatorarm volledig is uitgeschoven.
Het is verboden om de machine te gebrui-
ken als de inrichting (C) niet ingeschakeld
is.
9) Geleidelijk de stabilisatoren omlaag doen tot-
dat de wielen van het voertuig van de grond
getild zijn, tegelijkertijd de nivellering op de
waterpas (48) controleren.
10) Na deze handeling controleren of het lampje
(32) (OK) brandt.
START
STOP
H
D
6.5.2
6