6
Gebruiksaanwijzingen
6.1
- Gebruiksvoorzorgsmaatregele
Het gebruik van de machine is uitsluitend toegestaan aan personeel met een uitdrukkelijke toestemming,
met de nodige kwaliteiten, bekwaamheden en kennis (zie "Bevoegdheid en gedrag van de bediener").
Bij het eerste gebruik moet de bediener verschillende bewegingen nabootsen om de nodige ervaring en
know-how te verwerven.
De bedieningshendels moeten geleidelijke en zacht geactiveerd worden.
De bediener of bedieners op het werkplatform en die aan de grond moeten een beschermhelm dragen.
De bediener of bedieners op het werkplatform moet/en de veiligheidsgordels in de specifieke punten vast-
maken om de gevaren, te wijten aan arm- of machineschommelingen, door bewegingsfouten of ongewens-
te contacten met aangrenzende onderdelen, te beperken.
Gebruik de machine alleen voor de door de bouwer voorziene gebruiken en geen enkele inrichting wijzigen
om de prestaties ervan te veranderen.
Aan het begin van iedere werkdienst controleer of de hydraulische leidingen heel zijn, controleer vooral de
slangen.
De werkzaamheden aangeven door middel van een zwaailicht, indien aanwezig.
De bediener moet onmiddellijk alle problemen of defecten aan de toezichthouder meedelen, zodra deze
zich voordoen tijdens het gebruik van de machine.
In geval van defecten de machine niet gebruiken.
Aan het begin van iedere werkshift moet de bediener controleren of de machine in al zijn onderdelen volle-
dig is en in algemeen goede staat verkeert.
Verder moet de bediener de controles uitvoeren die aangegeven worden in de paragraaf "Controles vóór
de opstart".
GEVAAR !
Het toegestande draagvermogen op het werkplatform niet overschrijden, om het risico te
vermijden dat de structuur het begeeft of dat de uitrusting omkantelt.
LET OP !
Het is verboden de machine met behulp van een snellader (booster) te starten.
6.1
6