3.5.3.1 Bijgebieden
Als het werkgebied uit twee zones bestaat, waarbij het
voor de robotmaaier lastig is om van de ene naar de
andere zone te gaan, kunt u beter een bijgebied
creëren. Voorbeelden hiervan zijn hellingen van 25% of
een doorgang die smaller is dan 90 (R70Li, R80Li: 60)
cm. Leg de begrenzingsdraad dan rond het bijgebied
zodat er een eiland wordt gevormd buiten het
hoofdgebied. De robotmaaier moet handmatig worden
verplaatst tussen hoofd- en bijgebied wanneer het gras
in het bijgebied moet worden gemaaid.
Bijgebied
Hoofdge-
Hiervoor moet de bedieningsmodus
gebruikt, omdat de robotmaaier het traject tussen het
bijgebied en het laadstation niet zelfstandig kan
Selectie bedieningsmodus op pagina 37 .
afleggen. Zie
In deze modus zal de robotmaaier nooit op zoek gaan
naar het laadstation, maar doorgaan met maaien totdat
de batterij leeg is. Wanneer de batterij leeg is, stopt de
robotmaaier en verschijnt de melding
laden op het display. Plaats de robotmaaier in het
laadstation om de batterij op te laden. Als het
hoofdgebied meteen na het laden moet worden
gemaaid, moet u de START-knop indrukken en de
AUTO kiezen voordat u de klep sluit.
bedieningsmodus
3.5.3.2 Doorgangen tijdens het maaien
Vermijd lang en smalle doorgangen en zones smaller
dan 1,5-2 meter. Dan bestaat het risico dat de
robotmaaier lang in die doorgang of zone blijft rijden.
Het gazon zal er dan geplet uitzien.
3.5.3.3 Hellingen
De robotmaaier kan op hellingen werken. De maximale
helling wordt gedefinieerd als een percentage (%) en
wordt berekend als het hoogteverschil in centimeters per
meter.
De begrenzingsdraad kan over een helling met een
hellingsgraad van minder dan 15% worden gelegd.
303 - 001 - 21.09.2017
MAN worden
Moet handmatig
0-15%
100 cm / 40"
De begrenzingsdraad mag niet op een helling van meer
dan 15% worden gelegd. De kans bestaat dat de
robotmaaier daar moeilijk kan draaien. De robotmaaier
stopt dan en de foutmelding
weergegeven. Dat kan vooral gebeuren bij natte
weersomstandigheden, omdat de wielen dan op het
natte gras kunnen gaan slippen.
15- %
100 cm / 40"
De begrenzingsdraad kan ook op een helling steiler dan
15% worden gelegd als er een obstakel is waar de
robotmaaier tegenaan mag rijden, zoals bijvoorbeeld
een omheining of dichte haag.
Binnen het werkgebied kan de robotmaaier zones met
een helling tot 25% maaien. Gebieden met een grote
hellingsgraad moeten met begrenzingsdraad worden
geïsoleerd.
Als zich aan de buitenrand van het werkgebied hellingen
bevinden die steiler zijn dan 15% moet de
begrenzingsdraad op een vlakke ondergrond worden
gelegd op een afstand van ongeveer 20 cm voor het
begin van de helling.
0-15 cm / 0-6"
Buiten maaigebied wordt
>15 cm / >6"
Installatie - 17