2 Schuif de smartcard in de sleuf totdat de kaart zich volledig in de connector bevindt. De smartcard
steekt ongeveer 0,5 inch uit de sleuf. De smartcardsleuf bevindt zich onder de sleuf voor de pc-kaart.
Duw niet door als u teveel weerstand voelt. Controleer de kaartrichting en probeer het opnieuw.
Wachtwoorden
Wachtwoorden voorkomen onbevoegde toegang tot uw computer. Neem bij het gebruik van wachtwoorden
de volgende richtlijnen in acht:
•
Kies een wachtwoord dat makkelijk te onthouden, maar niet makkelijk te raden is. Gebruik bijvoorbeeld
geen namen van familieleden of huisdieren.
•
Bovendien is het raadzaam de wachtwoorden niet op te schrijven. Schrijft u ze wel op, bewaar ze dan
op een veilige plaats.
•
Geef de wachtwoorden aan niemand door.
•
Controleer of er niemand meekijkt terwijl u het wachtwoord invoert.
KENNISGEVING:
Wachtwoorden bieden een hoog beveiligingsniveau voor gegevens op de computer of vaste
schijf. Ze zijn echter niet onfeilbaar. Als u meer beveiliging wenst, moet u andere vormen gebruiken, zoals smartcards,
programma's voor gegevenscodering of pc-kaarten met coderingsfuncties.
Gebruik de optie Gebruikersaccounts in het Configuratiescherm van het Microsoft
besturingssysteem om gebruikersaccounts te maken of om wachtwoorden te wijzigen. Wanneer u een
gebruikerswachtwoord hebt gemaakt, moet u dit invoeren telkens wanneer u de computer inschakelt of
ontgrendelt. Als u het wachtwoord niet binnen 2 minuten invoert, keert de computer terug naar de
eerdere toestand.
Zie de Windows-documentatie voor meer informatie.
®
®
Windows
-
De computer beveiligen
73