Inbedrijfstelling
Actoren en sensoren controleren
De volgende actoren (relaisuitgangen) kunnen afhankelijk van de installatie-
uitvoering worden aangestuurd:
Displayweer-
gave
0
1
2
3
5
6
7
8
9
10
11
15
16
17
18
19
20
21
Opmerking
Bij branderbedrijf worden de aangeslo-
ten pompen ingeschakeld.
Sensoren controleren
Werkelijke temperaturen kunnen in het
menu "i" worden opgevraagd.
112
Verklaring
Alle actoren zijn uitgeschakeld
Brander Aan of eerste brandertrap Aan of modulatieregelaar
gaat open (modul. brander)
1. en tweede brandertrap Aan of modulatieregelaar neutraal
(modul. brander)
Modulatieregelaar gaat dicht (modul. brander)
Uitgang sÖ Aan
Uitgang sL Aan
Uitgang gS Open
Uitgang gS Neutraal
Uitgang gS Dicht
Uitgang circulatiepomp voor de boilerverwarming sA Aan
Uitgang algemene storingsmelding gÖ Aan
Uitgang zonnecircuitpomp sF op de zonneregelingsmodule
SM1 actief
Uitgang zonnecircuitpomp sF op de zonneregelingsmodule
SM1 op minimumtoerental geschakeld
Uitgang zonnecircuitpomp sF op de zonneregelingsmodule
SM1 op maximumtoerental geschakeld
Uitgang sS op de zonneregelingsmodule SM1 actief
Contact P - S op stekker aBJ van de uitbreiding EA1 gesloten
Uitgang A1 op de uitbreiding AM1 actief
Uitgang A2 op de uitbreiding AM1 actief
(vervolg)
Gebruikershandleiding