MIDI
Besturingswijziging
MIDI-besturingswijzigingsberichten worden gebruikt om
het volume, stereopan en heel wat andere parameters te
besturen. Zoals hieronder blijkt heeft elk berichttype zijn
eigen unieke besturingsnummer.
Bankselectie MSB (besturingsnr. 0)
Bank Select LSB (besturingsnr. 32)
De Bank Select MSB en LSB-berichten (bankselectie MSB en
LSB) worden gebruikt om op afstand een geheugenbank te
selecteren vanaf een ander MIDI-apparaat. De geheugenbank
die moet worden geselecteerd, wordt bepaald door de MSB- en
LSB-waarden te combineren. Voor de CP1 kan een
performancebank worden ingesteld met behulp van de LSB-
waarde. Een selectie wordt echter pas van kracht nadat het
volgende programmawijzigingsbericht is ontvangen. Wanneer u
op deze manier een performance uit een nieuwe geheugenbank
selecteert, verzendt u best samen een Bank Select MSB-bericht,
een Bank Select LSB-bericht en een programmawijzigingsbericht,
in die volgorde. Voor meer informatie over geheugenbanken en
performances, zie het boekje Data List.
Bank Entry MSB (besturingsnr. 6)
Bank Entry LSB (besturingsnr. 38)
Bank Entry MSB- en LSB-berichten (bankinvoer MSB en LSB)
worden gebruikt voor het instellen van de parameter die werd
geselecteerd met de RPN MSB- en RPN LSB-berichten (zie
verder). De waarde die moet worden ingesteld, wordt bepaald
door de MSB- en LSB-waarden te combineren.
Main Volume (besturingsnr. 7)
Main Volume-berichten (totaalvolume) kunnen worden gebruikt
om het volume van elk gedeelte aan te passen. Een waarde van
127 produceert het maximale volume, terwijl 0 het volume van
het desbetreffende gedeelte volledig dempt. Deze berichten
kunnen nuttig zijn bij het aanpassen van het relatieve volume
van elk gedeelte.
Pan (besturingsnr. 10)
Pan-berichten (pan) kunnen worden gebruikt om de stereopan
van elk gedeelte aan te passen. Een waarde van 127 verplaatst
het geluid volledig naar rechts, 0 verplaatst het geluid volledig
naar links en 64 verplaatst het geluid naar het midden van het
stereobeeld.
Expression (besturingsnr. 11)
Expression-berichten (expressie) kunnen worden gebruikt om het
niveau van expressie of intonatie van elk gedeelte te wijzigen. Een
waarde van 127 produceert het maximale volume, terwijl 0 het
volume van het desbetreffende gedeelte volledig dempt. Deze
berichten kunnen handig zijn wanneer u het volume wilt
aanpassen om expressie toe te voegen tijdens performances.
Hold 1 (besturingsnr. 64)
Hold 1-berichten (vasthouden 1) kunnen worden gebruikt om het
geluid van noten op dezelfde manier te wijzigen als het
sustainpedaal van een piano. Een waarde tussen 64 en 127 schakelt
sustain in, terwijl waarden tussen 0 en 63 sustain uitschakelen.
Wanneer sustain ingeschakeld is, houden noten langer aan dan
normaal nadat het bijbehorende noot uit-bericht werd ontvangen.
Sostenuto (besturingsnr. 66)
Sostenuto-berichten (sostenuto) kunnen worden gebruikt om het
geluid van noten op dezelfde manier te wijzigen als het
sostenutopedaal van een piano. Een waarde tussen 64 en 127
schakelt sostenuto in, terwijl waarden tussen 0 en 63 sostenuto
72
CP1 Gebruikershandleiding
uitschakelen. Als sostenuto ingeschakeld is terwijl de noot
gegenereerd door een bepaald noot aan-bericht wordt
gespeeld, wordt deze langer aangehouden tot het
overeenkomstige noot uit-bericht wordt ontvangen.
Soft (besturingsnr. 67)
Soft-berichten (soft) kunnen worden gebruikt om het geluid van
noten op dezelfde manier te wijzigen als het softpedaal van een
piano. Een waarde tussen 64 en 127 schakelt soft in, vermindert
het volume en verzacht het timbre enigszins; waarden tussen
0 en 63 schakelen soft uit.
Release Time (besturingsnr. 72)
Release Time-berichten (releasetijd) kunnen worden gebruikt
om de releasetijd van de AEG voor elk gedeelte aan te passen.
Waarden tussen 0 en 127 komen overeen met de offsetwaarden
-64 tot +63, die worden gebruikt om de releasetijd
overeenkomstig te verlagen of te verhogen.
Decay Time (besturingsnr. 75)
Decay Time-berichten (decaytijd) kunnen worden gebruikt om de
decaytijd van de AEG voor elk gedeelte aan te passen. Waarden
tussen 0 en 127 komen overeen met de offsetwaarden -64 tot +63,
die worden gebruikt om de decaytijd overeenkomstig te verlagen
of te verhogen. Hoe hoger de waarde, des te langer het duurt
vooraleer het geluid wegsterft na de aanvangsattack.
Effect 1 Depth (reverb-zendniveau) (besturingsnr. 91)
Effect 1 Depth-berichten (effect 1 diepte) kunnen worden
gebruikt om het zendniveau van een reverbeffect aan te passen.
Data Increment (besturingsnr. 96)
Data Decrement (besturingsnr. 97)
Data Increment-berichten (datatoename) en Data Decrement-
berichten (data-afname) kunnen worden gebruikt om de
pitchbendgevoeligheid te verhogen of te verlagen, nauwkeurig
af te stemmen of grof te stemmen in stappen van 1 (op
voorwaarde dat de parameter die u wilt aanpassen vooraf
werd ingesteld met RPN-berichten (zie verder)).
RPN LSB (registered parameter number LSB)
(besturingsnr. 100)
RPN MSB (registered parameter number MSB)
(besturingsnr. 101)
RPN LSB- en MSB-berichten worden hoofdzakelijk gebruikt om de
instelling van offsetwaarden voor pitchbendgevoeligheid, stemmen
en andere partparameters te vergemakkelijken. De parameter
die u wilt wijzigen wordt eerst geselecteerd met deze berichten.
Daarna worden de bovenvermelde Data Increment- en Data
Decrement-berichten gebruikt om de parameterinstelling te
wijzigen. Zodra een RPN is ingesteld, hebben alle daaropvolgende
data-invoerberichten op hetzelfde kanaal invloed op de
geselecteerde parameter. Nadat u op basis van deze berichten
een parameter hebt ingesteld, is het verstandig om de RPN in te
stellen op Null (7FH, 7FH) om onvoorziene wijzigingen te
voorkomen. Uw CP1 ondersteunt de selectie van de volgende
parameters met behulp van RPN LSB- en MSB-berichten.
RPN MSB
RPN LSB
00H
00H
7FH
7FH
Parameternaam
Pitch Bend Sensitivity
RPN Null