19. Eindmontage
Zorg ervoor dat u voor de eindmontage met alle functies vertrouwd bent en test het apparaat voor
alle toepassingen die u wilt installeren.
Voor de montage van de GSM-antenne trekt u de beschermfolie er af van de GSM-antenne. Plak
de antenne bij de montageplaats, welke u vooraf getest heeft op storingsvrije ontvangst.
Leg en bevestig de antennekabel tot aan de plaats waar u de GSM-module wilt monteren
(bijv. met kabelbinders).
Monteer met geschikte schroeven (worden niet meegeleverd) de lege behuizing van de GSM-
module via de hiervoor bestemde gaten (daar, waar het deksel geschroefd wordt).
Let op!
Controleer voor het boren dat zich achter de boorplaatsen geen leidingen bevinden. Bij
beschadiging van gas-, stroom-, water- en afvoerleidingen kan levensgevaar of
beschadiging aan goederen ontstaan.
Voorkom een montage direct naast verwarmingen of apparaten die storingen kunnen
veroorzaken (bijv. motoren, schakelkasten enz.).
Een buitenmontage is op een tegen spatwater beschermde plaats en die niet aan constante
zonnestraling overdag blootgesteld is mogelijk
Voor de kabeltoevoer voor de voedingsspanning, de sensoren en de apparaten die op de GSM-
module worden aangesloten, breekt u de noodzakelijke gaten uit de behuizing.
Monteer de printplaat van de GSM-module in de behuizing en klem alle kabels aan voor de
voedingsspanning, de sensoren en van de apparaten die op de GSM-module worden aangesloten.
Let hierbij op de juiste aansluitpolariteit en zorg er voor dat de kabels goed vastzitten.
Monteer nu de kabels voor de voedingsspanning, de kabels van de apparaten /voelers die op de
GSM-module worden aangesloten. De aansluitkabels worden hierbij door de afsluitingspluggen
geleid. De afsluitingspluggen worden dan in de behuizing gemonteerd.
Leg de kabels met geschikte kabelbinders of –moffen (worden niet meegeleverd) vast, om het per
ongeluk uittrekken uit de behuizing te voorkomen.
Na de installatie van alle kabels kunt u de GSM-module in gebruik nemen en alle functies testen.
Indien alles naar behoren functioneert sluit u de behuizing met het deksel.
Let op een voldoende kabeldoorsnede en het voor elke toepassing geschikte type kabel
(vooral wanneer een netspanning (230 V/AC) geschakeld zal worden).
De module mag alleen in gebruik worden genomen wanneer deze eerst aanrakingsveilig in een
behuizing is ingebouwd.
Voor ingebruikneming van een module moet in het algemeen worden gecontroleerd of deze in
principe geschikt is voor de toepassing waarvoor ze bedoeld is.
In geval van twijfel dient u beslist contact op te nemen met een vakman, een deskundige of de
fabrikant van de gebruikte module!
30