aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
De hardware installeren
•
Een testpagina afdrukken
•
Het netwerk installeren
DE HARDWARE INSTALLEREN
In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het
installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de beknopte
installatiehandleiding. Lees de beknopte installatiehandleiding door en voer
de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie.
Zorg dat u kleppen en papierladen gemakkelijk kunt openen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet
in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige
plek. Plaats het apparaat niet vlakbij de rand van een bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m.
Raadpleeg Hoogte instellen om het printen te optimaliseren. Zie
"Hoogte-instelling" op pagina 30 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een plat en stabiel oppervlak en laat het niet meer
dan 2 mm overhellen. Dit kan de afdrukkwaliteit mogelijk beïnvloeden.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer of alle onderdelen zijn
meegeleverd.
26 _Aan de slag
•
Systeemvereisten
•
De software installeren
•
Basisinstellingen van het apparaat
3. Verwijder de tape en houd het apparaat daarbij goed vast.
4. Plaats een tonercassette.
5. Plaats papier. (Zie "Papier plaatsen" op pagina 38.)
6. Controleer of alle kabels op de juiste wijze zijn aangesloten op het
apparaat.
7. Zet het apparaat aan.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op
zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het apparaat
waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of
de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
EEN TESTPAGINA AFDRUKKEN
Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina
afdrukken.
Een testpagina afdrukken:
Houd de knop OK ongeveer 2 seconden ingedrukt in de gereedmodus.
HET NETWERK INSTALLEREN
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen
gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven
via het bedieningspaneel van het apparaat.
Ondersteunde netwerkomgevingen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat
ondersteunt:
ITEM
Netwerkinterface
•
Ethernet 10/100 Base-TX
•
IEEE 802.11 b/g draadloos LAN (optioneel)
Netwerk-
•
Windows 2000/XP/2003/Vista
besturingssysteem
•
Diverse Linux-besturingssystemen
•
Mac OS X 10.3 ~ 10.5
Netwerkprotocollen
•
TCP/IP op Windows
•
IPP
•
SNMP
•
DHCP
•
BOOTP
Als u een DHCP-netwerkprotocol wilt opzetten, gaat u naar
developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteert het
benodigde Bonjour for Windows-programma voor uw
besturingssysteem en installeert het programma. Met dit programma
stelt u de netwerkparameters automatisch in. Volg de instructies in het
installatievenster. Dit programma biedt geen ondersteuning voor
Linux.
VEREISTEN
http://