Het tabblad Security
Het tabblad Beveiliging omvat de secties System Security, Network Security, User Access
Control en System Log. Als u niet als beheerder bent aangemeld, hebt u geen toegang tot dit
tabblad (zie "Aanmelden bij SyncThru™ Web Service" op pagina 199).
• System Security: Selecteer in SyncThru™ Web Service het tabblad Security > System Security.
- System Administrator: Voer de gegevens van de systeembeheerder in. Het apparaat
verzendt een e-mailmelding naar het hier ingestelde e-mailadres. Deze functie is ook
beschikbaar vanaf het apparaat.
- Feature Management: Specificeert de services, veiligheid van pc-toepassingen, fysieke
poorten en te gebruiken eigenschappen van het netwerkprotocol. Selecteer de
eigenschappen die u wilt gebruiken en klik op Apply.
- Information Hiding: Specificeert welke informatie moet worden verborgen. Selecteer de
hoeveelheid gegevens die u wilt verbergen en klik daarna op Apply.
- Restart Device: U kunt uw apparaat opnieuw opstarten. Klik op de knop Restart Now om
opnieuw op te starten.
• Network Security: Selecteer in SyncThru™ Web Service het tabblad Security > Network
Security.
- Digital Certificate: U kunt digitale certificaten beheren. Een digitaal certificaat is een
elektronisch certificaat dat de veilige verbinding tussen communicatieknooppunten
controleert. U moet voor SSL-communicatie een certificaat toevoegen.
- Secure Connection: U kunt de beveiligde verbinding in- of uitschakelen om een meer
geavanceerd beveiligd netwerkkanaal te gebruiken. Voor een beveiligde communicatie
wordt het gebruik van de functie Secure Connection aangeraden.
- SNMPv3: U kunt SNMPv3 instellen.
- IP Security: U kunt de IP-beveiligingsinstellingen instellen.
- 802.1x(Ethernet): U kunt de 802.1x beveiliging in-/uitschakelen en ook de filterregels
beheren.
- IP/MAC Filtering: U kunt de filteropties voor IP- en MAC-adressen instellen. Als de beheerder
geen filterregel voor IPv4-, IPv6- en MAC-adressen toevoegt, wordt er niets gefilterd. Als de
beheerder een filterregel heeft toegevoegd, zal de filtering op de ingevoerde IPv4-, IPv6- en
MAC-adressen worden toegepast.
▪ IPv4 Filtering: U kunt de IPv4-filtering in-/uitschakelen en ook de filterregels beheren.
▪ IPv6 Filtering: U kunt de IPv6-filtering in-/uitschakelen en ook de filterregels beheren.
▪ MAC Filtering: U kunt MAC-filtering in-/uitschakelen en filterregels beheren.
• External Authentication Server: Stelt verificatie in voor de servers.
• User Access Control: U kunt gebruikers de toegang tot het apparaat of toepassingen beperken.
U kunt gebruikers ook specifieke machtigingen geven voor toegang tot bepaalde functies van
het apparaat. U kunt bijvoorbeeld gebruiker A een machtiging geven om alleen de
afdrukfunctie te gebruiken. In dat geval kan gebruiker A niet scannen, kopiëren of faxen met
het apparaat.
- Authentication: U kunt de verificatiemethode voor gebruikersverificatie kiezen. Selecteer
een modus en klik op de knop Options.
- Authorization (machtigingen verlenen): U kunt machtigingen aan gebruikers verlenen om
uitsluitend bepaalde functies van het apparaat te gebruiken.
▪ Authority Management: U kunt verschillende rechten aan verschillende gebruikers
verlenen. U kunt bijvoorbeeld gebruiker A machtigen om alle apparaatfuncties te
gebruiken terwijl u aan gebruiker B uitsluitend machtiging verleent om af te drukken.
▪ External User Authority: Stelt verificatie in voor de servers.
SyncThru™ Web Service | 202