5.1.1
Starten
1. Controleer het meetsysteem op zichtbare beschadigingen en/of defecten, denk aan de netstekker,
het netsnoer, etc.. Voer geen metingen uit met een beschadigd of defect meetsysteem. Zorg,
indien nodig, eerst voor vakkundige reparatie.
2. Zorg ervoor dat zowel het testobject als alle meetsnoeren NIET op het meetsysteem zijn
aangesloten.
3. Het meetsysteem is direct klaar voor gebruik.
Test selecteren
Voer eerst een visuele controle uit op het testobject of de (deel)installatie (zie paragraaf 3.2.1) en
sluit vervolgens het geheel conform de schakelschema's aan op het meetsysteem.
We onderscheiden een drietal testen:
Test 1: isolatieweerstand.
Test 2: weerstand.
Test 3: netspanning en netfrequentie.
5.2
TESTEN
In de volgende paragrafen worden de testmethoden nader belicht, waarbij we veronderstellen dat de
startprocedure conform paragraaf 5.1.1. is uitgevoerd.
Werken met tester mag alleen door bevoegde personen
gebeuren. Open het meetsysteem NOOIT tijdens het testen.
Controleer voor iedere meting:
* kabels en testsnoeren op mogelijke beschadigingen;
* tester op mogelijke beschadigingen en/of defecten;
-
Vermijd het testen van apparatuur of installaties onder invloed van hoge
elektrostatische en/of elektromagnetische velden.
- Pagina 17 -
Utrecht
005