OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
In- en uitschakelen van beeldcontrole
Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op
het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende
procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de "REC" (opname) tab, selecteer
"Review" (controleren) en druk vervolgens op
[ ].
3.
Gebruik [ ] en [ ] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Toon beelden op het beeldscherm
voor ongeveer een halve seconde
onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
Toon geen beelden onmiddellijk nadat
ze opgenomen zijn
Gebruik van icoonhulp
Icoonhulp toont begeleidende tekst over een icoon
wanneer u deze selecteert op het beeldscherm tijdens een
opnamefunctie (REC).
• De icoonhulptekst wordt aangegeven voor de volgende
1.
Selecteer deze
instelling:
2.
On (aan)
Off (uit)
3.
103
functies: Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans,
zelfontspanner, en huidige opnamefunctie (REC).
Merk echter op dat de icoonhulptekst voor huidige
opnamefunctie (REC), witbalans en zelfontspanner enkel
verschijnt wanneer de opnamefunctie (REC Mode), de
witbalans (White Balance) of de zelfontspanner (Self-
timer) toegewezen is aan de [ ] en [ ] toetsen met de
toetsaanpassingsfunctie (pagina 104).
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
Selecteer de "REC" (opname) tab, selecteer
"Icon Help" (icoonhulp) en druk vervolgens
op [ ].
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [ ] en
[ ] en druk op [SET].