Faxeenheid
De doorstuurfunctie gebruiken
OPMERKINGEN:
5-50
Programmeer het faxnummer van de doorstuurbestemming.
Programmeer in het programma voor de getrainde operateur het nummer van de
doorstuurbestemming. (Zie het hoofdstuk "Fax Unit" (Faxeenheid) van de WorkCentre
C226 System Administration Guide.) Er kan slechts één faxnummer worden
geprogrammeerd. De doorstuurfunctie kan alleen worden gebruikt wanneer er een
nummer is geprogrammeerd.
Ontvangen gegevens doorsturen
1. Druk op de toets [GEBRUIKERSINSTELLINGEN].
/
2. Raak de toets [DOORSTUREN FAXDATA] aan.
RUK
KLOK
ive
DOORSTUREN
NGEN
FAXDATA"
3. Raak de toets [JA] aan.
"DE ONTVANGEN DATA VERZENDENNAAR EEN
ANDER APPARAAT?"
NEE
•
Doorsturen annuleren
Druk op de opdrachtstatustoets en annuleer het doorsturen op dezelfde manier
als een verzending. (Zie "Faxverzending annuleren" op pagina 5-28.)
De gegevens die zouden worden doorgestuurd, blijven in uw apparaat met de
status stand-by voor afdrukken.
•
Indien het doorsturen niet mogelijk is omdat de lijn bezet is of er een verzendfout
optreedt, dan keren de gegevens terug naar de status stand-by voor afdrukken in
uw apparaat.
Als er geen gegevens zijn om door te sturen of als er
geen doorstuurnummer is geprogrammeerd (zie het
hoofdstuk "Fax Unit" (Faxeenheid) van de WorkCentre
C226 System Administration Guide), dan verschijnt er
een bericht en kan er niet worden doorgestuurd.
Het apparaat kiest automatisch de doorstuurbestemming
die in het programma voor de getrainde operateur is
geprogrammeerd, en begint met het doorsturen.
Als u geen gegevens wilt doorsturen, raak dan de toets
JA
[NEE] aan.
Xerox WorkCentre C226 Handleiding voor de gebruiker