Faxeenheid
Het bedieningspaneel nader bekeken
Aanraakscherm
1
Toetsen voor
2
selectie van modi
Cijfertoetsen
3
[C] Wissen
4
[ZWARTE KOPIE
5
STARTEN]
[BEELD
6
VERZENDEN]
[
]
7
5-6
1
•
Op het aanraakscherm verschijnen berichten en toetsen. Informatie wordt
ingevoerd door de toetsen aan te raken.
•
Wanneer een toets in het aanraakscherm wordt aangeraakt, klinkt er een pieptoon
en wordt de toets gemarkeerd.
•
Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd in een scherm, worden in grijs
weergegeven. Wanneer een dergelijke toets wordt aangeraakt, klinken er twee
pieptonen om aan te geven dat de toets niet kan worden geselecteerd.
Met deze toetsen kunt u de mode veranderen. (Zie stap 1 op pagina 5-20.)
Hiermee worden faxnummers, subadressen, pascodes en numerieke instellingen
ingevoerd (zie pagina 5-51.).
Hiermee kan een vergissing bij het invoeren van faxnummers, subadressen, pascodes
en numerieke instellingen worden gewist. Iedere keer wanneer u op de toets drukt,
wordt er een teken gewist.
Wanneer er een origineel wordt gescand, kan met deze toets het scannen worden
geannuleerd.
Wordt niet gebruikt wanneer het apparaat als fax wordt gebruikt. (Zie pagina 1-9 voor
informatie over deze toets.)
Druk op deze toets om de faxmode in te schakelen. Het beginscherm van de faxmode
verschijnt.
Wanneer de netwerkscanneroptie is geïnstalleerd, dan keert u met deze toets terug
naar het beginscherm van de faxmode of de scannermode, afhankelijk van welke
mode het laatst was geselecteerd. (Als u op de [BEELD VERZENDEN] toets drukt in
een kopieerscherm of een printerscherm, keert u terug naar het eerste scherm van de
faxfunctie.) Druk op de scanner-/faxtoets (zie pagina 5-8) om van het beginscherm
van de faxmode naar het beginscherm van de scannermode te gaan.
Deze toets wordt gebruikt voor het maken van toonsignalen wanneer u met een puls-
telefoonlijn werkt.
2
/
6
Xerox WorkCentre C226 Handleiding voor de gebruiker
3
4
7
8
5
9