7.5.3
Opladen van de rijaccu
De gassen die tijdens het opladen van de accu ontstaan zijn EXPLOSIEF. De accu moet daarom
opgeladen worden in een geventileerde ruimte waar geen brand- of explosiegevaar bestaat en waar
De acculader mag alleen aangesloten worden op een elektriciteitsne, voorzien van alle beveiligingen op basis van de geldende
voorschriften op dit gebied, dat de volgende kenmerken heeft:
Voedingsspanning 230V ± 10%
Frequentie 50÷60 Hz
Deugdelijke geaard.
Thermische magneetbeveiliging en differentiaalschakelaar (
Bovendien moet u zich zorgen maken om:
Voor de aansluiting van de acculader op het elektriciteitsnet mogen geen langere verlengsnoeren dan 5 meter gebruikt worden.
Er moet een elektrische kabel met een geschikte doorsnede gebruikt worden (min. min. 3x2.5 mm
Er mogen geen opgerolde kabels gebruikt worden.
De aansluiting op elektriciteitsnetten die niet aan bovengenoemde kenmerken voldoen is VERBODEN.
Als bovengenoemde aanwijzingen niet in acht genomen worden dan kan dit tot een onjuiste werking van
de acculader leiden en dit kan schade tot gevolg hebben die niet gedekt wordt door de garantie.
Na afloop van het opladen en terwijl de acculader nog aan staat moet de dichtheid van de elektrolyt een
Voor het gebruik van de acculader moet u de volgende handelingen uitvoeren:
sluit de acculader met de stekker A op een contactdoos aan die aan de hierboven vermelde specificaties voldoet
controleer de staat van de aansluiting van de acculader aan de hand van led B. Indien deze led brandt dan betekent dat dat de
aansluiting tot stand gekomen is en de beginfase van het opladen De kleur en de manier waarop de ledindicatielampjes gaan
branden geeft de laadfase aan (zie de hieronder vermelde tabel).
blusapparaten voorhanden zijn.
aardlekschakelaar
"
HET IS VERBODEN
waarde hebben die tussen de 1260 g/l en 1270 g/l ligt (bij 25°C).
Afb.33
Gebruiks- en onderhoudshandleiding
LET OP:
).
"
LET OP:
Serie X_RT
–
2
).
Blz. 78