7.3.9
Controle van de doelmatigheid van het
remsysteem
Deze kleppen controleren de minimum bedrijfsdruk van de
rijmanoeuvre (in allebei de rijrichtingen) en beïnvloeden de
dynamische remkracht en de rijsnelheid. Deze kleppen hoeven over
het algemeen niet afgesteld te worden omdat zij vóór aflevering van de
machine in de fabriek ingeregeld worden De remkleppen hebben de
taak om de machine te stoppen zodra de rijbedieningselementen
losgelaten worden. Als de machine gestopt is, zal de automatische
inschakeling van de parkeerremmen ervoor zorgen dat de machine in
die stand blijft staan.
Controleer ten minste één keer per jaar de werking ervan.
Om de werking van het remsysteem te controleren:
ga terwijl het platform volledig omlaag staat op een terrein staan dat vlak is en waar geen obstakels zijn, stel het
rijbedieningselement in werking en laat zodra de max. snelheid bereikt is het bedieningselement meteen los;
als het remsysteem goed functioneert dan kan de machine binnen een ruimte van minder dan 100 cm stoppen;
in ieder geval is het remsysteem in staat om de machine te stoppen en op de in het hoofdstuk "Technische gegevens" vermelde
hellingen tegen te houden (de remweg is tijdens het afrijden van een helling uiteraard langer; rij op de minimum rijsnelheid van
een helling af).
Beide remkleppen moeten afgesteld worden:
indien het hele hydraulische verdeelblok A vervangen is;
indien één of beide remkleppen vervangen zijn.
Om de remkleppen af te stellen:
stel vast waar de hydraulische eenheid A, zich bevindt;
stel vast waar de remkleppen B (één voor elke rijrichting) zich bevinden;
sluit een manometer met een max. schaalverdeling van ten minste 300 bar aan op de speciale snelkoppeling (1/4" BSP) M1-3;-
gemarkeerd;
stel op de besturingskast op het platform de minimum rijsnelheid in;
draai de borgcontramoer C van de stelschroeven los;
gebruik de bedieningspost op het platform om een rijmanoeuvre uit te voeren (in de richting die beïnvloed wordt door de werking
van de klep) op een vlak terrein en tijdens het rechtuit rijden en stel de remklep (van de betreffende rijrichting) door aan de
stelschroef D te draaien zodanig af dat de vereiste drukwaarde bereikt wordt (dit gegeven kunt u te weten komen door dit
telefonisch bij de dichtstbijzijnde servicedienst aan te vragen);
zodra de vereiste drukwaarde bereikt is moet gecontroleerd worden of de klep die de remwerking in de tegenovergestelde richting
controleert zijn afstelling behouden heeft;
na afloop van de afstelling (de drukwaarden in beide richtingen mogen niet meer dan ± 5 bar van elkaar afwijken) moet u de
stelschroef door middel van de borgcontramoer aandraaien.
GEZIEN HET BELANG VAN DEZE HANDELING ADVISEREN WIJ DIT ALLEEN DOOR TECHNISCHE
VAKMENSEN TE LATEN DOEN.
Gebruiks- en onderhoudshandleiding
A
LET OP:
Serie X_RT
–
B C D
Afb.29
Blz. 68