Figuur 5.1 Juiste en verkeerde opstelling
1.
Zorg dat de sondekabels van de meter zijn ontkoppeld.
2.
Stel de functieschakelaar in op de positie A.
3.
Om de AC, DC of AC+DC‐meting handmatig te selecteren, druk herhaaldelijk op de MODE
knop. Zie sectie 5.2 Automatisch/Handmatig selecteren‐modus.
4.
Om het meetbereik (maatverdeling) handmatig te selecteren, druk herhaaldelijk op de
RANGE knop. Zie sectie 5.3 Automatisch/Handmatig bereik‐modus.
5.
Druk op de trekker om de klembek te openen. Sluit één geleider volledig in ‐ zie Figuur 5.1.
Voor een optimaal resultaat, centreer de geleider in de klembek.
6.
Lees de stroomwaarde af op het display.
5.6.3 Uitgebreide functionaliteitsmodi
Naast de basis spanning‐ en stroommetingen kan de meter tevens op verschillende modi
worden ingesteld voor een uitgebreide functionaliteit.
5.6.3.1 Modi selecteren
De moduspictogrammen die voor het geselecteerde meettype gelden worden onderaan het
display weergegeven. Als een bepaalde modus actief is, wordt het overeenkomstig
pictogram in een kader weergegeven.
Figuur 5.2 Moduspictogrammen (AC‐spanningsmetingen): Piekmodus en Stille modus zijn
ingeschakeld
De richtingsknoppen worden gebruikt om een moduspictogram te selecteren en een modus
in/uit te schakelen:
7.
Gebruik de LINKS en RECHTS richtingsknop om naar een gewenst moduspictogram te
gaan. Het huidig gekozen pictogram knippert.
8.
Druk op de OK knop om de gekozen (knipperende) modus in/uit te schakelen.
FLIR CM82 GEBRUIKERSHANDLEIDING Document Identifier: CM82‐nl‐NL_AD
14