Procedure voor bijvullen van koelmiddel
1.
Als de machine koelmiddel heeft verloren, moeten eerst de oorzaken hiervan worden opgespoord alvorens
koelmiddel bij te vullen. Zoek het lek en repareer het. Olievlekken wijzen vaak op een lek, maar dit is niet altijd een
goede manier om een lek op te sporen. Zeepwater kan een goede methode zijn voor middelgrote tot grote lekken,
en voor kleine lekken is een elektronische lekdetector vereist.
2.
Vul koelmiddel bij in het systeem via de serviceklep op de aanzuigleiding of via de Schrader-klep (fietsventiel) op de
inlaatleiding van de waterwarmtewisselaar.
3.
Het koelmiddel kan worden bijgevuld bij elke belasting tussen 25 en 100% van de systeemcapaciteit. De
oververhitting aan de aanzuigzijde moet tussen 4 en 6° C liggen.
4.
Vul voldoende koelmiddel bij om het vloeistofreservoir in de warmtepompstand volledig te vullen.
5.
Controleer de waarde voor onderkoelen aan de hand van de vloeistofdruk en de vloeistoftemperatuur aan de
expansieklep. De waarde voor onderkoelen moet liggen tussen 4 en 8° C en tussen 10 en 15° C voor machines met
een economiser. Voor de hierboven vermelde waarden zal het onderkoelen lager zijn bij een belasting van
75÷100% en hoger bij een belasting van 50%.
6.
Wanneer de omgevingstemperatuur meer dan 16° C bedraagt, moeten alle ventilatoren ingeschakeld zijn.
7.
Wanneer het systeem wordt overbelast, stijgt de persdruk van de compressor door het teveel in de leidingen van
het condensordeel.
Tabel 8 - Druk/temperatuur
Tabel druk/temperatuur voor R-134a
° C
bar
° C
-14
0.71
12
-12
0.85
14
-10
1.01
16
-8
1.17
18
-6
1.34
20
-4
1.53
22
-2
1.72
24
0
1.93
26
2
2.15
28
4
2.38
30
6
2.62
32
8
2.88
34
10
3.15
36
D – 504 C – 07/05 A – NL pag 52/56
bar
° C
bar
3.43
38
8.63
3.73
40
9.17
4.04
42
9.72
4.37
44
10.30
4.72
46
10.90
5.08
48
11.53
5.46
50
12.18
5.85
52
13.85
6.27
54
13.56
6.70
56
14.28
7.15
58
15.04
7.63
60
15.82
8.12
62
16.63
° C
bar
64
17.47
66
18.34
68
19.24
70
20.17
72
21.13
74
22.13
76
23.16
78
24.23
80
25.33
82
26.48
84
27.66
86
28.88
88
30.14