Onbalans in voedingsspanning
In een driefasensysteem leidt een te grote onbalans tussen de fasen tot oververhitting van de motor. De maximaal
toegestane spanningsonbalans is 3%, en wordt berekend als volgt:
V
max
Onbalans %:
Vmedio
medio = gemiddeld
Voorbeeld: de drie fasen zijn respectievelijk 383, 386 en 392 volt; het gemiddelde is:
383+386+392
387 volt
=
3
wat een onbalanspercentage geeft van
392
387
−
x
100
=
, 1
29
387
Voeding elektrische weerstanden
Elke compressor is uitgerust met een elektrische weerstand in het onderste deel van de compressor. Deze weerstand
moet de smeerolie opwarmen om zo te voorkomen dat de olie zich mengt met vloeibaar koelmiddel.
De weerstanden moeten minstens 24 uur voor het geplande opstarttijdstip worden ingeschakeld. Om ervoor te zorgen
dat ze ingeschakeld zijn, volstaat het om de hoofdschakelaar Q10 te sluiten om de machine in te schakelen.
De microprocessor is uitgerust met een reeks sensoren die voorkomen dat de compressor wordt opgestart wanneer de
olietemperatuur minder dan 5° C boven de verzadigingstemperatuur ligt die overeenstemt met de actuele druk.
Laat de schakelaars Q0, Q1, Q2 en Q12 op Off (of 0) tot de machine moet worden opgestart.
Opstartprocedure
Machine inschakelen
1.
Sluit de hoofdschakelaar Q10, en controleer of schakelaars Q0, Q1, Q2 en Q12 op Off (of 0) staan en schakelaar
Q8 in de gevraagde stand.
2.
Sluit de thermomagnetische schakelaar Q12 en wacht tot de microprocessor en het besturingssysteem starten.
Controleer of de olietemperatuur hoog genoeg is. De olietemperatuur moet minstens 5 ° C boven de verzadigings-
temperatuur van het koelmiddel in de compressor liggen.
Als de olie niet warm genoeg is, kunnen de compressoren niet starten en verschijnt "Oil Heating" op het display van
de microprocessor.
3.
Start de waterpomp als deze geen deel uitmaakt van de machine.
4.
Zet de schakelaar Q0 op On en wacht tot "Unit-On/ Compressor Stand-By" op het display verschijnt.
Als de waterpomp deel uitmaakt van de machine, zal de microprocessor de pomp nu starten.
5.
Controleer of de drukval van de waterwarmtewisselaar gelijk is aan de ontwerpdrukval en pas ze indien nodig aan.
De drukval moet worden gemeten aan de standaard geleverde vulaansluitingen op de verdamperaansluitingen.
Meet de drukval niet op een punt met kleppen en/of filters ertussen.
6.
Alleen bij de eerste keer opstarten: Zet de schakelaar Q0 op Off om te controleren of de waterpomp drie minuten
blijft draaien voordat ze stopt (dit geldt zowel voor de ingebouwde pomp als voor een externe pomp).
7.
Zet de keuzeschakelaar Q0 opnieuw op On.
8.
Druk op de Set-knop om te controleren of het instelpunt van de lokale temperatuur op de vereiste waarde staat.
9.
Draai de schakelaar Q1 op On (of 1) om compressor #1 te starten.
10. Wacht na het starten van de compressor minstens 1 minuut tot het systeem is gestabiliseerd. Intussen voert de
controller enkele stappen uit om de verdamper leeg te maken (voorspoelen) zodat de machine veilig kan opstarten.
11. Aan het eind van het voorspoelen begint de microprocessor de compressor, die nu ook is ingeschakeld, te belasten
om de watertemperatuur aan de uitlaat te verlagen. Om te controleren of de unit correct werkt, controleert u de
voedingsfrequentie en de door de VFD geleverde stroom.
12. Controleer de verdamping van het koelmiddel en de condensatiedruk.
13. Controleer of de koelventilatoren zijn opgestart als reactie op een stijging van de condensatiedruk (koelerstand).
Vmedio
−
x
100
_____
=
%
onder het toegestane maximum (3%)
%
D – 504 C – 07/05 A – NL pag 43/56