14. Controleer de bedrijfsparameters van het circuit aan de hand van:
a)
Oververhitting van koelmiddel aan compressoraanzuigzijde
b)
Oververhitting van koelmiddel aan compressorperszijde
c)
Onderkoelen van vloeistof die uit de condensorbanken komt
d)
Verdampingsdruk
e)
Condensatiedruk
Met uitzondering van de vloeistoftemperatuur (waarbij u een externe thermometer moet gebruiken), kunnen alle
andere metingen worden uitgevoerd door de relevante waarden rechtstreeks op het display van de microprocessor
af te lezen.
15. Draai de schakelaar Q2 op On (of 1) om compressor #2 te starten.
16. Herhaal stap 10 t/m 15 voor het tweede circuit.
Tabel 6 - Typische bedrijfsomstandigheden met compressoren op 100%
Stand
Koeler
Warmtepomp
De volgende symptomen wijzen op een te kleine hoeveelheid koelmiddel in het systeem: lage verdampingsdruk, hoge
oververhittingstemperatuur aan de aanzuig- en perszijde (buiten de hogervermelde grenswaarden) en lage
onderkoeltemperatuur. Vul in dat geval R134a-koelmiddel bij in het circuit in kwestie. Het systeem is voorzien van een
vulaansluiting tussen de expansieklep en de verdamper. Vul koelmiddel bij tot de bedrijfsomstandigheden weer normaal
zijn.
Vergeet op het eind niet het klepdeksel weer aan te brengen.
17. Om de machine tijdelijk uit te schakelen (dagelijks uitschakelen of uitschakelen voor het weekeinde), draai de
schakelaar Q0 op Off (of 0) of open het afstandsbedieningscontact tussen klem 58 en 59 op het klemmenbord M3
(Installatie van afstandsbedieningsschakelaar uit te voeren door de klant). De microprocessor activeert de
uitschakelprocedure; dit duurt enkele seconden. Drie minuten nadat de compressoren zijn uitgeschakeld, legt de
microprocessor de pomp stil. Schakel de hoofdvoeding niet uit omdat anders de elektrische weerstanden van de
compressoren en de verdamper ook worden uitgeschakeld.
Als de machine niet over een ingebouwde pomp beschikt, mag u de externe pomp slechts na 3 minuten na het stilleggen
van de laatste compressor uitschakelen. Wanneer de pomp vroeger wordt stilgelegd, wordt een waterstromingsalarm
geactiveerd.
Keuze van de bedrijfsstand
De bedrijfsstand als koeler (water koelen) instellen kan door schakelaar Q8 op 0 (of Off) te zetten; de bedrijfsstand als
warmtepomp (water verwarmen) instellen kan door schakelaar Q8 op 1 (of On) te zetten.
Omschakelen kan zowel met draaiende als uitgeschakelde compressoren met de unit aan of uit (schakelaar Q0 op 0 of
Off). In de eerste twee gevallen schakelt de controller de unit uit en blijft ze een in te stellen tijd uit, waarna ze wordt
gecontroleerd (fabrieksinstelling 5 minuten) en weer opstart in de gewenste bedrijfsstand.
Uitschakelen voor lange tijd
1.
Draai de schakelaars Q1 en Q2 op Off (of 0) om de compressoren stil te leggen met de normale afpompprocedure.
2.
Draai de schakelaar Q0 op Off (of 0) nadat de compressoren zijn stilgelegd en wacht tot de ingebouwde waterpomp
wordt stilgelegd. Als de waterpomp extern wordt beheerd, wacht u 3 minuten nadat de compressoren zijn stilgelegd
alvorens de pomp uit te schakelen.
3.
Open de thermomagnetische schakelaar Q12 (Off) in het besturingsdeel van de elektrische plaat, en open dan de
hoofdschakelaar Q10 om de voeding van de machine volledig uit te schakelen.
4.
Sluit de inlaatkleppen (indien voorzien) en de perskleppen van de compressor, evenals de kleppen op de
vloeistofleiding en de vloeistofinspuitleiding.
5.
Zet een waarschuwing bij elke schakelaar die geopend is om aan te geven dat alle kleppen moeten worden
geopend voordat de compressoren worden opgestart.
D – 504 C – 07/05 A – NL pag 44/56
Oververhitting aan
aanzuigzijde
4 ± 6 ° C
4 ± 6 ° C
BELANGRIJK
BELANGRIJK
Oververhitting aan
Onderkoelen van vloeistof
perszijde
20 ± 25 ° C
25 ± 30 ° C
3 ± 6 ° C
2 ± 5 ° C