voren of naar achteren beweegt, draait het wiel aan
dezelfde kant vooruit of achteruit; de snelheid van de
wielen is evenredig aan hoever u de hendel beweegt.
Zet de rijhendels vanuit het midden naar buiten in de
parkeerstand en verlaat de machine (Figuur 16). Zet
de rijhendels altijd in de parkeerstand als u de machine
stopt of onbeheerd achterlaat.
Smart Speed™ bedieningssysteem
De hendel van het The Smart Speed™
bedieningssysteem bevindt zich onder de
bestuurdersstoel en geeft de bestuurder de keuze uit
twee snelheidsbereiken, snel en traag (Figuur 6).
1. Smart speed hendel
Brandstofvenstertje
Met het brandstofvenstertje aan de linkerkant van de
machine kunt u nagaan of er zich brandstof in de tank
bevindt (Figuur 7).
G014521
1
1. Brandstofvenstertje
Maaihoogtehendel
Met de maaihoogtehendel kunt u het maaidek opheffen
en neerlaten vanuit de bestuurdersstoel. Al de hendel
1
G014475
Figuur 6
Figuur 7
omhoog wordt gezet, naar de bestuurder toe, wordt
het maaidek opgeheven van de grond en als de hendel
omlaag wordt gezet, van de bestuurder af, wordt het
maaidek neergelaten. De maaihoogte mag uitsluitend
worden ingesteld als de machine stilstaat (Figuur 20).
14