3.4 Het gebruik van de kookplaat
Gedurende de eerste aansluiting
op het stroomnet wordt een
automatische controle uitgevoerd
die alle controlelampen enkele
seconden doet oplichten.
Schakel de platen na gebruik uit
door de relatieve knop op O te
plaatsen. Vertrouw nooit alleen op
de panherkenningsindicatie.
Alle bedieningen en schakelaars bevinden
zich op het frontpaneel. Ter hoogte van
elke knop wordt de bijbehorende
kookzone aangegeven.
Draai de knop rechtsom op de gewenste
vermogenswaarde.
In totaal kunnen slechts 3 platen
(twee van 180 mm en een van
210 mm) tegelijkertijd worden
gebruikt.
Het is niet mogelijk om tegelijkertijd
twee platen van 210 mm te
gebruiken. (raadpleeg
"Foutcodes").
Recipiënten die geschikt zijn voor
inductiekoken
De pannen en potten die op de inductieplaat
worden gebruikt, moeten van metaal zijn en
over magnetische kenmerken en een
voldoende grote bodem beschikken.
Geschikte recipiënten:
• Recipiënten in geëmailleerd staal met
dikke bodem.
• Recipiënten in gietijzer met
geëmailleerde bodem.
• Recipiënten in meerlagig roestvrij staal,
roestvrij ferritisch staal en aluminium met
speciale bodem.
Gebruik
Niet geschikte recipiënten:
• Recipiënten in koper, roestvrij staal,
aluminium, vuurvast glas, hout, keramiek
en terracotta.
Om na te gaan of een pot of pan geschikt
is, volstaat het om een magneet tegen de
onderkant te houden: als de magneet wordt
aangetrokken is de pan of pot geschikt
voor een inductiekookplaat. Als u niet over
een magneet beschikt, kunt u in het recipiënt
een kleine hoeveelheid water gieten, het
op een bereidingszone plaatsen en de
plaat inschakelen. Als op het display in
plaats van het vermogen het symbool
verschijnt, is de pan niet geschikt.
Gebruik uitsluitend pannen met
een perfect vlakke onderkant, die
geschikt zijn voor
inductiekookplaten. Het gebruik
van pannen met een
onregelmatige bodem kan er voor
zorgen dat het systeem niet goed
werkt of dat het systeem de pan
niet herkent.
175