5. Reinigen en inspectie.
32
5.1.3 Kettingonderhoud
Aandrijfkettingen moeten regelmatig worden
onderhouden. Dat is met name na ritten in de
regen gewenst. Als onderhoud moet de ket-
B
ting met een commerciële kettingolie worden
gesmeerd. Door de door gebruik bepaalde
uitzetting van de ketting moet de kettings-
panning regelmatig worden gecontroleerd. U
controleert de kettingspanning door te testen
of de ketting van de driewieler maximaal 10-
15 mm naar boven en beneden kan worden
ingedrukt. Voor het spannen van de ketting
A
A
bij de aandrijving moeten de moeren (A)
van de naaf los worden gedraaid en dient
de naaf gelijkmatig naar achteren te worden getrokken. Als tweede stap
moet de hoofdketting door het verschuiven van de kettingspanrol (B) wor-
den ingesteld. Deze handeling dient u bij twijfel uit te laten voeren door uw
dealer!
Draai na iedere instelling alle verstellingen weer vast!
Een verkeerd gespannen ketting kan tot verhoogde slijtage leiden!
5.2 Inspectie/Controle
Voer dagelijks een zichtcontrole uit en controleer de driewieler regelma-
tig op scheuren, breuken, ontbrekende delen en storingen. Wend u zich
bij een defect of storing rechtstreeks tot de dealer die u heeft geleverd
(zie punt 8.5).
5.3 Onderhoud
Omwille van de veiligheid van de gebruiker en voor het behoud van de
productaansprakelijkheid dient er minimaal eenmaal per 1000 km on-
derhoud te worden uitgevoerd door de dealer (zie punt 8.5). Het uitge-
voerde onderhoud dient te worden vastgelegd in het onderhoudsschema
(zie punt 5.3.2).