4. Toebehoren.
27
4.14 Voetpositioneringspedalen
De voetpositioneringspedalen worden ge-
A
kenmerkt door het geïntegreerde balansge-
C
B
wicht, waarbij het opstapvlak zichzelf auto-
matisch uitbalanceert. Hierdoor is zelfstandig
opstappen mogelijk. Gordel (A) is in de lengte
instelbaar en biedt tegelijkertijd een eenvou-
dige zijgeleiding. De aan de voorkant van de
pedalen aangebrachte kooi (B) voorkomt dat
de tenen naar voren er doorheen glijden. Om gordel (A) in de lengte in
te stellen, trekt u gordel (A) terug uit gordelgeleider (C). Nu kan gordel (A)
door trekken worden ingekort en door drukken onder de sluiting worden
verlengd. Ter borging van de instelling voert u gordel (A) weer door gor-
delgeleider (C).
4.15 Voetschalen
De voetschaal beschikt over een zijgelei-
F
D
ding en voorkomt daarmee endo- of exo-
D
rotatie van de voet. Voor het waarborgen
van deze functie is de voetschaal in de
breedte instelbaar, dit wordt uitgevoerd
door de drie schroeven (D) los te draai-
en en door het verschuiven van zijdeel (E) in
E
het langsgat. De voetschalen zijn af fabriek
H
centraal op het pedaal gemonteerd. Ter ver-
laging van het drukpunt onder de voet kan
G
deze in vier posities worden geplaatst. Hier-
I
voor moeten moeren (F) onder de pedalen
worden verwijderd en schroeven (D) in de
gewenste positie worden geplaatst. Vervol-
gens moet de contraplaat op schroeven (D)
worden geplaatst en moeren (F) weer worden aangedraaid. Door het los-
draaien van moeren (F) en verdraaien van de voetschaal op het pedaal is
instelling van de rotatie mogelijk. Om de gebruiker in de voetschaal vast te
zetten, zet u vergrendelingsgordel (G) vast ten behoeve van voorpositio-
nering. Daarna zet u gordels (H) en (I) vast.