Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedienings-
positie de linker- en rechterzijde van het voertuig.
Veiligheid staat voorop
Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers
in het hoofdstuk Veilige Bediening. Met behulp van
deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of
uzelf letsel oplopen.
Bedieningsorganen
Gaspedaal
Het gaspedaal (Fig. 4) biedt de bestuurder de
mogelijkheid de rijsnelheid van het voertuig te
regelen. Als u het pedaal intrapt, start u de motor.
Trapt u het pedaal verder in, dan verhoogt u de
rijsnelheid. Als u het pedaal laat opkomen, vermindert
de snelheid van het voertuig en stopt de motor. De
maximumsnelheid vooruit is 26 km per uur.
Rempedaal
Met het rempedaal kunt u het voertuig tot stilstand
brengen of de snelheid verminderen (Fig. 4).
VOORZICHTIG
Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen
lichamelijk letsel veroorzaken.
Als de vrije slag van de rempedalen tot de vloer van
het voertuig minder dan 2,5 cm bedraagt, moeten de
remmen worden afgesteld of gerepareerd.
Parkeerrem
De parkeerrem is een klein plaatje bovenop het
rempedaal (Fig. 4). Steeds als de motor wordt afgezet,
moet u de parkeerrem in werking stellen om te
voorkomen dat het voertuig per ongeluk in beweging
komt. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u
het rempedaal stevig intrappen en voorwaarts rollen
met de bovenkant van uw voet. Om de parkeerrem
buiten werking te stellen, moet u het gaspedaal
intrappen. Als u het voertuig op een steile helling
parkeert, moet u erop letten dat de parkeerrem in
werking is gesteld. Plaats blokjes achter de wielen om
te voorkomen dat het voertuig de helling afrolt.
2
1. Gaspedaal
2. Rempedaal
3. Parkeerrem
Chokeknop
De chokeknop bevindt zich rechtsonder naast de
bestuurdersstoel. Om een koude motor te starten, sluit
u de choke van de carburateur (Fig. 5) door de
chokeknop uit te trekken zodat deze op AAN staat.
Nadat de motor is gestart, kunt u met behulp van de
choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra dit
mogelijk is, opent u de choke door de knop op UIT te
duwen. Als de motor warm is, hoeft de choke niet of
nauwelijks te worden gebruikt.
1. Choke
2. Schakelhendel
Schakelhendel
De schakelhendel heeft drie standen: vooruit,
achteruit, en neutraalstand (Fig. 5). Met de schakel-
hendel kunt u in elke van de drie posities de motor
starten en laten lopen.
Belangrijk
het voertuig moet altijd eerst tot stilstand
worden gebracht, voordat u schakelt en een andere
rijrichting kiest.
16
Figuur 4
Figuur 5