1. Schakel P of N in en laat de motor
10 minuten stationair draaien.
2. Zet het contact af en start de
motor weer.
Wanneer de controlelamp van de
aandrijflijn gaat branden, zet dan het
contact af en laat de transmissie
controleren voordat u uw reis hervat.
Wanneer de controlelamp van de
aandrijflijn niet gaat branden, hervat
dan uw reis en laat de transmissie zo
spoedig mogelijk controleren.
Uitvoeringen met een
handgeschakelde
5-versnellingsbak of Durashift
EST
Wanneer de controlelamp
van de aandrijflijn bij
draaiende motor gaat
branden, duidt dit op een storing. De
motor blijft draaien maar levert
minder vermogen. Laat deze storing
zo spoedig mogelijk controleren.
Wanneer de controlelamp van de
aandrijflijn bij draaiende motor gaat
knipperen, duidt dit op een storing.
Breng de auto tot stilstand zodra dit
veilig kan. Laat deze storing
controleren voordat u uw reis hervat.
Controlelamp
mistachterlicht
De controlelamp
mistachterlicht gaat branden
wanneer u de
mistachterlichten inschakelt.
Instrumenten
Controlelamp
stabiliteitsregeling (ESP)
N.B.: Het ESP schakelt automatisch
uit wanneer er zich een storing in
voordoet.
Wanneer de lamp niet knippert of
tijdens het rijden gaat branden, duidt
dit op een storing. Laat deze storing
zo spoedig mogelijk controleren.
Wanneer u het ESP uitschakelt, gaat
de controlelamp branden. De lamp
gaat uit wanneer u het systeem weer
inschakelt of wanneer u het contact
afzet.
61
De controlelamp van het
ESP knippert wanneer het
systeem is geactiveerd.