Controlelamp koplampen
De controlelamp van de
koplampen gaat branden
wanneer u het dimlicht of de
stadslichten inschakelt.
Controlelamp laadstroom
Wanneer de controlelamp
laadstroom tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit op
een storing. Schakel alle onnodige
stroomverbruikers uit en laat deze
storing onmiddellijk controleren.
Controlelamp laag
brandstofniveau
Wanneer de controlelamp
laag brandstofniveau gaat
branden, ga dan zo spoedig
mogelijk tanken.
Controlelamp grootlicht
De controlelamp grootlicht
gaat branden wanneer u het
grootlicht inschakelt. De
lamp knippert wanneer u een
lichtsignaal geeft.
Controlelamp oliedruk
LET OP
Hervat uw reis niet wanneer de
controlelamp oliedruk gaat
branden terwijl het oliepeil correct is.
Laat deze storing onmiddellijk
controleren.
Instrumenten
een storing. Breng de auto tot
stilstand zodra dit veilig kan en zet de
motor af. Controleer het
motoroliepeil. Zie Onderhoud
(bladzijde 113).
Controlelamp overdrive
Controlelamp
stuurbekrachtiging
branden, duidt dit op een storing. De
stuurinrichting blijft normaal werken
(zonder bekrachtiging) maar laat
deze storing zo spoedig mogelijk
controleren. U moet meer kracht
uitoefenen om het stuurwiel te
draaien.
Controlelamp aandrijflijn
Uitvoeringen met
automatische transmissie
branden, duidt dit op een storing of
een hoge transmissietemperatuur.
Breng de auto tot stilstand zodra dit
veilig kan en voer de volgende
handelingen uit:
60
Wanneer de controlelamp
oliedruk tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit op
De controlelamp overdrive
gaat branden wanneer u de
overdrive uitschakelt.
Wanneer de controlelamp
van de stuurbekrachtiging
tijdens het rijden gaat
Wanneer de controlelamp
van de aandrijflijn bij
draaiende motor gaat