Inhoudsopgave
Advertenties
6
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
6.1
Aantekeningen over de veiligheid bij de eerste inbedrijfstelling
De eerste inbedrijfstelling van de brander moet
uitgevoerd worden door bevoegd personeel vol-
gens de uitleg in deze handleiding en in overeen-
stemming met de van kracht zijnde normen en
OPGELET
wetsbepalingen.
6.2
Afstellingen vóór de ontsteking
De regeling van de branderkop wordt al beschreven op pag. 23.
Andere uit te voeren regelingen zijn:
open de manuele ventielen vóór de gasstraat langzaam.
Regel de minimumgasdrukschakelaar op het schaalmini-
mum.
Regel de maximumgasdrukschakelaar op het schaalmaximum.
Regel de luchtdrukschakelaar op het schaalminimum.
Ontlucht de gasleiding.
Er wordt aangeraden om de afgelaten lucht met een plastic
leiding buiten het gebouw te brengen tot men het gas ruikt.
Monteer een U-vormige manometer of een manometer van
het differentiële type (Afb. 27), met koppeling (+) op de gas-
druk van de mof en (-) in de verbrandingskamer.
Dient om ongeveer het MAX vermogen van de brander te
kennen met behulp van Tab. K.
Sluit in een parallelschakeling met de twee elektromagneti-
sche kleppen van het gas twee lampjes of testers aan om
het juiste moment te zien waarop ze onder spanning komen.
Deze werkzaamheid is niet nodig als beide elektromagneti-
sche kleppen voorzien zijn van een controlelampje dat de
elektrische spanning aangeeft.
6.3
Starten van de brander
Schakel de stroomtoevoer naar de brander in met de scheidings-
schakelaar
op het schakelbord van de ketel.
Sluit de thermostaten/drukschakelaars en zet de schakelaar van
Afb. 28
in de stand "1/ON".
Controleer of de lampjes of de testers aangeslo-
ten op de elektromagnetische kleppen, of de con-
trolelampjes op de elektromagnetische kleppen
zelf, afwezigheid van spanning aangeven.
Geven deze spanning aan, stop dan de brander
GEVAAR
onmiddellijk en controleer de elektrische verbin-
dingen.
Aangezien de brander niet is voorzien van een systeem dat de
volgorde van de fasen controleert, kan het zijn dat de rotatie van
de motor niet correct is.
Zodra de brander in werking wordt gesteld, moet u voor de koel-
ventilator van de motorventilator gaan staan en controleren of hij
in tegenwijzerzin draait of in de richting van de pijl zoals aange-
geven in Afb. 4 op pag. 11.
Mocht dat niet het geval zijn:
–
zet de schakelaar van Afb. 28 in de stand "0/OFF" en wacht
tot de controledoos de fase van de uitschakeling uitvoert;
20160900
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
Controleer of de mechanismen voor regeling, be-
diening en veiligheid correct functioneren.
OPGELET
Alvorens de brander aan te zetten raadpleegt
u de paragraaf "Veiligheidstest - met gesloten
gastoevoer" op pag. 47.
OPGELET
Voordat de brander wordt aangeschakeld, wordt
aanbevolen om de gasstraat zodanig af te stellen
dat de ontsteking plaatsvindt in optimale veilig-
heidsomstandigheden en dus met een zeer zwak
VOORZICHTIG
gasdebiet.
–
onderbreek de stroomtoevoer naar de brander.
Keer de fasen op de driefasige voeding om.
Deze werkzaamheid wordt uitgevoerd als er geen
stroomtoevoer is.
GEVAAR
Voer de Startprocedure uit.
20076576
28
NL
20162281
Afb. 27
Afb. 28
Advertenties
Inhoudsopgave
