Programmeren en gebruik
Klinische bolus toedienen
Een klinische bolus kan alleen worden toegediend als de pomp loopt. U kunt er een vooraf
ingestelde hoeveelheid medicatie mee toedienen, zoals bijvoorbeeld een oplaaddosis. Een
klinische bolus kan niet worden gestart terwijl een PCA-dosis wordt toegediend. De toegediende
hoeveelheid verlaagt het reservoirvolume en verhoogt de toegediende hoeveelheid maar wordt
niet opgeteld bij de dosestellers of bij de toedieningslimiet. Een klinische bolus kan tijdens de
toediening gestopt worden.
OPMERKING: Als een klinische bolus handmatig gestopt wordt door de arts of automatisch
gestopt wordt door een alarm, stroomuitval of een andere toestand waardoor de toediening
wordt gestopt, onthoudt de pomp het onderbrekingspunt van de bolus. Als u de volgende
keer een klinische bolus wilt toedienen, biedt het systeem u de keuze om de klinische bolus te
starten waar deze werd onderbroken of om te starten met een nieuwe klinische bolus.
WAARSCHUWING: Wees voorzichtig bij gebruik van de klinischebolusfunctie. Aangezien
er geen grenzen gesteld zijn aan de frequentie van het toedienen van een bolus en omdat
de hoeveelheid van een bolus op wel 20 mL (of het equivalent in mg of µg) ingesteld kan
worden, mag u niet toestaan dat de patiënt vertrouwd raakt met de procedure voor het
toedienen van een klinische bolus. Onjuiste programmering kan leiden tot ernstig letsel bij
of zelfs overlijden van de patiënt.
OPMERKING: De maximale klinische bolus kan beperkt worden door de instellingen in het
protocol, dat wordt bepaald door de CADD
Een klinische bolus starten:
1. Verzeker u ervan dat de pomp loopt. Start de pomp indien nodig.
2. Druk in het menu Taken op
gemarkeerd wordt en druk vervolgens op
3. Ontgrendel het toetsenbord met de pompsleutel (indien toegestaan)
U
D
of druk op
of
van hoger niveau). Druk op
Selecteer Accept. waarde nadat de code is ingevoerd.
OPMERKING: Indien u een code hebt ingevoerd waarvan
u denkt dat deze correct is en u krijgt een foutbericht
voor verkeerde code, controleer dan op het scherm of de
artsencode is aangepast. Als de code niet is aangepast,
is deze verkeerd ingevoerd. Probeer het opnieuw. Als de
code is aangepast, gebruikt u de aangepaste artsencode.
Als u deze code niet kent, neem dan contact op met uw
®
CADD
-Solis-systeemadministrator.
WAARSCHUWING: Om te voorkomen dat de patiënt toegang heeft tot de klinische
bolusfunctie, moet u zorgen dat de patiënt de beveiligingscodes niet kent. Onjuiste
programmering kan leiden tot ernstig letsel bij of zelfs overlijden van de patiënt.
28
®
-Solis-systeemadministrator.
U
D
of
tot Geef klinische bolus
S
om de artsencode in te voeren (of een code
S
om naar het volgende cijfer te gaan.
.
Druk hier om de waarde te
accepteren