Weeralarmen instellen
Voordat u weeralarmen kunt instellen, moet u een compatibele
kaartplotter aansluiten op een weertoestel, zoals een GXM
toestel, en beschikken over een geldig weerabonnement.
1
Selecteer Instellingen > Alarmen > Weer.
2
Schakel alarmen in voor specifieke weersomstandigheden.
Het brandstofalarm instellen
U kunt een alarm laten afgaan wanneer de totale hoeveelheid
resterende brandstof aan boord het door u opgegeven niveau
bereikt.
1
Selecteer Instellingen > Alarmen > Brandstof.
2
Indien nodig selecteert u een aandrijflijn.
3
Selecteer Aan.
4
Voer de resterende hoeveelheid brandstof in waarbij het
alarm moet afgaan.
5
Indien nodig herhaalt u stap 2 t/m 4 voor alle aandrijflijnen.
Mijn boot instellingen
OPMERKING: Voor sommige instellingen en opties zijn extra
kaarten of toestellen vereist.
Selecteer Instellingen > Mijn boot.
Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding van uw Volvo
Penta.
Transducers: Toont alle transducers op het netwerk. Zo kunt u
transducers wisselen en diagnostische informatie bekijken
(Het transducertype selecteren, pagina
Diepte en anker: Hiermee kunt u informatie invoeren over de
kiel
(De kielcorrectie instellen, pagina
De waarde Ankerhoogte is de hoogte van het anker boven de
waterlijn. De waarde Ankerbereik is de verhouding tussen de
gebruikte lengte van de ankerketting en de verticale afstand
vanaf de boeg van het schip tot de bodem. Deze
ankerinstellingen worden gebruikt voor het berekenen van
het gegevensveld Ankerkettingdoel.
Temp.correctie: Hiermee kunt u een correctiewaarde instellen
voor de watertemperatuurmeting via een NMEA 0183
watertemperatuursensor of een transducer met
temperatuursensor
(De watertemperatuurcorrectie instellen,
pagina
63).
Vaarsnelheid kalibreren: Hiermee kalibreert u de transducer
met snelheidsmeting of de snelheidssensor
watersnelheid kalibreren, pagina
Type boot: Schakelt enkele kaartplotterfuncties in op basis van
het boottype.
CZone™: Hiermee stelt u de digitale schakelcircuits in.
SeaStar instantie: Hiermee stelt u de digitale schakelcircuits in.
e-KEY-beheer: Hiermee kunt u de elektronische knoppen (e-
KEY's) beheren.
Type aandrijving: De instelling mag uitsluitend worden
gewijzigd door geautoriseerd personeel van Volvo Penta.
ACP-modus: Hiermee stelt u de ACP-beschermingsmodus in.
Toespoor: De instelling mag uitsluitend worden gewijzigd door
geautoriseerd personeel van Volvo Penta.
Snelheidsfactor: Hiermee kunt u de weergegeven bootsnelheid
kalibreren.
PTA-instellingen: Hiermee kunt u nieuwe maximumlimieten
instellen voor de PTA-modi.
Brandstoftank: Hiermee kunt u de brandstoftankinstellingen
wijzigen.
Installatie Seven Marine: Hiermee stelt u de Seven Marine
motorinstellingen in.
Toestelconfiguratie
29).
25) en het anker.
(Een toestel voor
64).
Hull ID Number: Hiermee kunt u het Hull ID Number invoeren.
De HIN is mogelijk aanwezig boven aan de stuurboordzijde
van de spiegel of aan de buitenzijde.
De kielcorrectie instellen
U kunt een kielcorrectie invoeren om de waterdieptemeting te
compenseren voor de installatielocatie van de transducer.
Hierdoor kunt u, afhankelijk van uw wensen, de diepte van het
water onder de kiel bekijken of de daadwerkelijke waterdiepte.
Als de transducer op de waterlijn of boven het uiteinde van de
kiel is geïnstalleerd en u de waterdiepte onder de kiel wilt weten
of het laagste punt van uw boot wilt vaststellen, meet u de
afstand tussen de locatie van de transducer en de kiel van de
boot.
Als de transducer onder de waterlijn is geïnstalleerd en u de
daadwerkelijke waterdiepte wilt weten, meet u de afstand van de
onderkant van de transducer tot de waterlijn.
OPMERKING: Deze optie is alleen beschikbaar als u over
geldige dieptegegevens beschikt.
1
De afstand meten:
• Als de transducer op de waterlijn
van de kiel is geïnstalleerd, meet u de afstand tussen de
locatie van de transducer en de kiel van de boot. Voer
deze waarde in als een positief getal.
• Als de transducer is geïnstalleerd op de waterlijn
de daadwerkelijke waterdiepte weet, meet u de afstand
tussen de transducer en de waterlijn. Voer deze waarde in
als een negatief getal.
2
Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Als de transducer is aangesloten op de kaartplotter of een
sonarmodule, selecteert u Instellingen > Mijn boot >
Diepte en anker > Kielcorrectie.
• Als de transducer is aangesloten op het NMEA 2000
netwerk, selecteert u Instellingen > Communicatie >
NMEA 2000-instelling > Toestellenlijst; selecteer de
transducer en selecteer Bekijk > Kielcorrectie.
3
Selecteer
als de transducer op de waterlijn is
geïnstalleerd, of selecteer
kiel is geïnstalleerd.
4
Voer de afstand in die in stap 1 is gemeten.
De watertemperatuurcorrectie instellen
De temperatuurcorrectie compenseert de temperatuurmeting
van een temperatuursensor of transducer met
temperatuurmeting.
1
Meet de watertemperatuur aan de hand van een
temperatuursensor of transducer met temperatuurmeting die
is aangesloten op het netwerk.
2
Meet de watertemperatuur met een andere
temperatuursensor of een thermometer die nauwkeuriger is.
3
Trek de in stap 1 gemeten watertemperatuur af van de
watertemperatuur die u hebt gemeten in stap 2.
Deze waarde is de temperatuurcorrectie. Voer deze waarde
in stap 5 in als positief getal wanneer de sensor een koudere
watertemperatuur aangeeft dan in werkelijkheid het geval is.
Voer deze waarde in stap 5 in als negatief getal wanneer de
sensor een warmere watertemperatuur aangeeft dan in
werkelijkheid het geval is.
of boven het uiteinde
en u
als de transducer onder aan de
63