Onderhoud, diagnose en prob...
Symptoom
Mogelijke oorzaak
Draaibegrenzing motor.
Motor draait
in verkeerde
Omkeersignaal actief.
richting
Aansluiting motorfase verkeerd.
Frequentielimieten verkeerd
De motor
ingesteld.
bereikt het
maximale
toerental niet
Referentiesignaal niet correct
geschaald.
Motortoe-
Parameterinstellingen mogelijk
rental
verkeerd.
instabiel
Motor draait
Mogelijke overmagnetisering.
ongelijkmatig
Remparameters mogelijk
Motor remt
verkeerd ingesteld. Uitloop-
niet
tijden mogelijk te kort.
Fase naar fase kortgesloten.
Open
voedingszeke-
ringen of
Overbelasting motor.
geactiveerde
circuitbreaker
Losse aansluitingen.
Netvoedingsprobleem (zie
beschrijving bij Alarm 4,
Faseverlies netvoeding)
Onbalans van
de netstroom
Probleem met de frequentie-
groter dan
omvormer.
3%
Probleem met de motor of de
Onbalans van
motorkabels.
de
motorstroom
groter dan
Probleem met de frequentie-
3%
omvormer.
MG33AP10
Bedieningshandleiding
Test
Controleer of 4-10 Draairichting motor correct
is geprogrammeerd.
Controleer of er een omkeercommando voor
de klem is geprogrammeerd via parame-
tergroep 5-1* Digitale ingangen.
Controleer de uitgangslimieten in
4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM],
4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] en 4-19 Max.
uitgangsfreq..
Controleer de schaling van het referentie-
signaal in parametergroep 6-0* Anal. I/O-
modus en parametergroep 3-1* Referenties.
Controleer de instellingen van alle motorpara-
meters, inclusief alle motorcompensatie-
instellingen. Bij een regeling met
terugkoppeling: controleer de PID-instel-
lingen.
Controleer de motorinstellingen in alle
motorparameters.
Controleer de remparameters. Controleer de
aan-/uitlooptijdinstellingen.
De motor of het paneel heeft een kortge-
sloten fase naar fase. Controleer de motor en
het paneel op kortsluiting tussen twee fasen.
De motor is overbelast voor de toepassing.
Voer een prestartcontrole uit om losse
aansluitingen op te sporen.
Schuif de ingaande voedingskabels naar de
frequentieomvormer 1 positie op: A naar B, B
naar C, C naar A.
Schuif de ingaande voedingskabels naar de
frequentieomvormer 1 positie op: A naar B, B
naar C, C naar A.
Schuif de uitgaande motorkabels 1 positie op:
U naar V, V naar W, W naar U.
Schuif de uitgaande motorkabels 1 positie op:
U naar V, V naar W, W naar U.
Danfoss A/S © Rev. 07/2014 Alle rechten voorbehouden.
Oplossing
Programmeer de juiste instellingen.
Schakel het omkeersignaal uit.
Zie hoofdstuk 5.5 De draairichting van de
motor controleren in deze handleiding.
Programmeer de juiste limieten.
Programmeer de juiste instellingen.
Controleer de instellingen in parame-
tergroep 1-6* Bel. afhank. inst. Bij een
regeling met terugkoppeling: controleer
de instellingen in parametergroep 20-0*
Terugkoppeling.
Controleer de motorinstellingen in
parametergroep 1-2* Motordata, 1-3*
Geav. Motordata en 1-5* Bel. onafh. inst.
Controleer parametergroep 2-0* DC-rem
en 3-0* Ref. begrenz.
Hef eventuele kortsluitingen op.
Voer een opstarttest uit en controleer of
de motorstroom voldoet aan de specifi-
caties. Is de motorstroom hoger dan de
op het motortypeplaatje vermelde vollast-
stroom, dan moet de belasting op de
motor worden verlaagd. Raadpleeg de
specificaties voor de toepassing.
Zet losse aansluitingen vast.
Als de niet-gebalanceerde zijde met de
kabel meeschuift, is er sprake van een
voedingsprobleem. Controleer de
netvoeding.
Als de niet-gebalanceerde zijde zich nog
steeds op dezelfde ingangsklem bevindt,
is er een probleem met de frequentieom-
vormer. Neem contact op met de
leverancier.
Als de niet-gebalanceerde zijde de kabel
volgt, is er een probleem met de motor
of de motorkabels. Controleer de motor
en de motorkabels.
Als de niet-gebalanceerde zijde zich nog
steeds op dezelfde uitgangsklem bevindt,
is er een probleem met de eenheid.
Neem contact op met de leverancier.
7
7
53