Elektrische installatie
4.8.4 Selectie spannings-/stroomingang
(schakelaars)
De analoge ingangsklemmen 53 en 54 kunnen worden
ingesteld als ingangssignalen voor spanning (0-10 V) of
stroom (0/4-20 mA).
Standaard parameterinstelling:
•
Klem 53: snelheidsreferentiesignaal in een
regeling zonder terugkoppeling (zie 16-61 Klem 53
schakelinstell.).
•
Klem 54: terugkoppelingssignaal in een regeling
met terugkoppeling (zie 16-63 Klem 54 schakel-
instell.).
LET OP
Onderbreek de voeding naar de frequentieomvormer
voordat u een schakelaar omzet.
1.
Verwijder het LCP (lokale bedieningspaneel) (zie
Afbeelding 4.10).
2.
Verwijder alle optionele apparatuur die de
schakelaars afdekt.
3.
Stel de schakelaars A53 en A54 in voor het
gewenste signaaltype. U = spanning, I = stroom.
Afbeelding 4.10 Positie van de schakelaars voor klem 53 en 54
Om de STO-functie te kunnen gebruiken, is aanvullende
bedrading voor de frequentieomvormer vereist. Zie VLT
Frequency Converters - Safe Torque Off Operating Instructions
voor meer informatie.
MG33AP10
Bedieningshandleiding
4.8.5 Mechanische rembesturing
Bij hijs-/daaltoepassingen moet een elektromechanische
rem kunnen worden bestuurd.
•
•
•
•
•
Als de frequentieomvormer zich in de alarmmodus of een
overspanningssituatie bevindt, wordt de mechanische rem
onmiddellijk gesloten.
De frequentieomvormer is geen veiligheidsvoorziening. Het
is de verantwoordelijkheid van de systeemontwerper om
veiligheidsvoorzieningen te integreren overeenkomstig de
relevante nationale voorschriften voor kranen/hijsinrich-
tingen.
L1
U
®
Afbeelding 4.11 De mechanische rem aansluiten op de
frequentieomvormer
Danfoss A/S © Rev. 07/2014 Alle rechten voorbehouden.
De rem wordt bediend met behulp van een
relaisuitgang of een digitale uitgang (klem 27 en
29).
De uitgang moet gesloten blijven (spanningsvrij)
gedurende de periode dat de frequentieom-
vormer de motor niet in stilstand kan houden,
bijvoorbeeld wanneer de belasting te groot is.
Selecteer [32] Mech. rembesturing in parame-
tergroep 5-4* Relais voor toepassingen met een
elektromechanische rem.
De rem wordt vrijgegeven als de motorstroom
hoger is dan de ingestelde waarde in 2-20 Stroom
bij vrijgave rem.
De rem wordt ingeschakeld wanneer de uitgangs-
frequentie lager is dan de ingestelde waarde in
2-21 Snelheid remactivering [TPM] of 2-22 Snelheid
activering rem [Hz], en alleen als de frequentieom-
vormer een stopcommando uitvoert.
L2
L3
Drive
Output
V
W
02
Mechanical
Brake
Output
Contactor
Input
Shaft
Motor
Brake
Power Circuit
380Vac
4
relay
01
Command Circuit
220Vac
A1
Frewheeling
diode
A2
21
4