Beknopte installatiegids
00825-0111-4725, Rev BA
Juli 2003
Bedraad de transmitter volgens de plaatselijke elektriciteitsvoorschrif-
ten. Aard de transmitterbehuizing via de doorvoerbuisaansluiting met
schroefdraad. Sluit voor wisselstroomtoepassingen de neutrale pool
van de wisselstroom aan op de aansluitklem N en sluit de actieve pool
van de wisselstroomvoeding aan op aansluitklem L1. Zorg bij
gelijkstroomtoepassingen dat u de juiste polen aansluit op de positieve
en negatieve aansluitklem. Units die werken op een voeding van
15–50 V dc kunnen tot 1 ampère stroom trekken. Volg ook de voe-
dingsdraad- en uitschakelsvereisten hieronder:
Afbeelding 14. Voedingsstroom
Vereisten voedingsdraad
Gebruik draad van 12 tot 18 AWG, geschikt voor gebruik bij de ver-
wachte temperaturen. Gebruik voor aansluitingen in een omgeving-
stemperatuur van meer dan 60°C (140°F) een draad die gespecificeerd
is voor 80°C (176°F). Gebruik voor omgevingstemperatuur van meer
dan 80°C (176°F) een draad die gespecificeerd is voor 110°C (230°F).
Uitschakelen
Sluit het instrument aan via een externe onderbreker of een schake-
laar. Breng een duidelijk label aan op de onderbreker of schakelaar en
plaats hem in de buurt van de transmitter, waarbij u de plaatselijke
elektriciteitsvoorschriften volgt.
1,0
0,75
0,5
0,25
0
15
20
voedingsspanning (volt)
I = 10/V
I = voedingsstroomvereiste (ampère)
V = voedingsspanning (volt)
8732/8700 serie
30
40
Rosemount
50