Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Stap 5 Testdraaien En Fijnafstellen Pi Waarden; Stap 6 Overige Parameters - Omron MX2 Instructie

Verberg thumbnails Zie ook voor MX2:
Inhoudsopgave

Advertenties

3.3.5

Stap 5 Testdraaien en fijnafstellen PI waarden

3.3.6

Stap 6 Overige parameters

PID in frequentieregelaars
Nu alles correct is ingesteld kan begonnen worden met het testdraaien van de
installatie.
Stel hiervoor een setpoint in van 30% van de maximale waarde en bied het runsignaal
aan op de frequentieregelaar. Kijk nu in monitoring parameter U1-24, als de
terugkoppeling goed is aangesloten moet de waarde hierin oplopen (of dalen bij een
geinverteerde PID- regeling). Mocht U1-24 helemaal niet reageren dan krijgt de
frequentieregelaar geen terugkoppelsignaal, ga in dit geval terug naar stap 2 en
controleer de aansluitingen en instellingen.
Als de frequentieregelaar goed uitstuurt en het terugkoppelsignaal is in orde dan kan
begonnen worden met het afstellen van de P en I waarde. Maak de I waarde 0
B5-03. Verhoog nu de P waarde B5-02 totdat de regeling begint te oscilleren.
Registreer het oscilleren met een oscilloscoop of op het gehoor in combinatie met de
uitgestuurde frequentie-uitlezing op het display van de frequentieregelaar. Een goede
meting kan ook worden gemaakt met de monitoringfunctie van cx-drive.
Als de regeling is gaan oscilleren schrijf dan de ingestelde P waarde (B5-02) op, we
noemen deze waarde Posc. Meet vervolgens de periodetijd van het oscilleren en
schrijf ook deze op, we noemen deze waarde Tosc.
Bereken nu de P en I waarden volgens onderstaande formules:
P waarde (B5-02)= Posc * 0,5
I waarde (B5-03)= Tosc * 0,45
Zorg ervoor dat de I waarde niet kleiner is dan de acceleratie/deceleratietijd, pas
desnoods de acceleratie/decelaratietijd aan.
Als de installatie mooi regelt kunnen de overige parameters worden ingesteld.
De E7Z frequentieregelaar heeft nog een extra aanvullende functie die andere
modellen niet bezitten. De snoozeregeling die ervoor zorgt dat de motor wordt
uitgeschakeld als het juiste setpoint is bereikt. Op deze manier kan op energie en
mechanische slijtage bespaard worden. Voor het goed werken van de snoozeregeling
is wel vereist dat er druk of vacuüm kan worden opgebouwd die niet meteen weer
wegvloeit als de pomp of compressor stopt met draaien. Voordat de regelaar stopt met
draaien bestaat er de mogelijkheid het systeem op druk of vacuüm te brengen door
even volledig uit te sturen, dit wordt boost genoemd.
Om de snooze functie te activeren moet parameter B5-21 op 2 worden ingesteld.
Verder moeten de volgende parameters worden ingesteld:
B5-22 = Percentage van de maximale frequentie waarbij de snoozefunctie activeert.
B5-23 = Tijd die gewacht wordt voordat de snoozefunctie activeert.
B5-24 = Percentage van de terugkoppelwaarde waarbij de regelaar weer inschakelt.
B5-25 = Percentage van het setpoint voor het boosten ofwel het op druk zetten van het
systeem voordat de regelaar in snooze gaat.
B5-26 = Tijd dat er geboost wordt voordat de regelaar in snooze gaat.
B5-27 = Percentage van de terugkoppelwaarde die minimaal bereikt moet zijn voordat
de snoozefunctie activeert.
Instellingen van frequentieregelaar
13

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave