Handmatige scherpstelling
Dankzij het Full Range AF-systeem kunt u
continu opnamen maken gaande van close-up
(minimale afstand slechts 5 cm tot het
onderwerp) tot oneindig.
Of de camera echter ook goed scherpstelt, is
afhankelijk van de opnamesituatie. Gebruik in dit
geval de handmatige scherpstelling.
1
Zet de aan/uit-schakelaar op
.
"REC"
2
Zet de opnamestand op "M"
(
blz. 21)
3
Druk op FOCUS. De
aanduiding handmatige
scherpstelling verschijnt.
4
Druk op
of
om op
een onderwerp scherp te
stellen.
● Als u niet verder of
dichterbij kunt
scherpstellen, gaat "
"
" knipperen.
5
Druk op SET. Het
scherpstellen is voltooid.
Teruggaan naar automatisch scherpstellen
Druk tweemaal op FOCUS.
In de hieronder beschreven situaties wordt
aanbevolen handmatig scherp te stellen.
● Als twee onderwerpen elkaar binnen hetzelfde
beeld overlappen.
● Als er te weinig licht is.*
● Als het onderwerp te weinig contrast heeft
(verschil tussen licht en donker), bijvoorbeeld een
vlakke, effen muur of een helderblauwe lucht.*
● Als een donker voorwerp nauwelijks zichtbaar is
op het LCD-scherm of in de zoeker.*
● Als een beeld hele kleine patronen of identieke,
herhalende patronen bevat.
● Als het beeld blootstaat aan zonnestralen of licht
dat weerkaatst via een grote hoeveelheid water.
● Als u een beeld met een contrastrijke achtergrond
filmt.
* De volgende waarschuwingen voor te laag
contrast knipperen:
FOCUS
.
SET
" of
Handmatige
scherpstelling-
saanduiding
,
,
en
.
FUNCTIES VOOR OPNAMEN
Belichtingsregeling
In de volgende situaties is het raadzaam
handmatig de belichting in te stellen:
● Als u filmt met omgekeerde belichting of als de
achtergrond te helder is.
● Als u filmt met een reflecterende natuurlijke
achtergrond, bijvoorbeeld het strand of een
besneeuwde berg.
● Als de achtergrond erg donker is of als het
onderwerp helder is.
1
Selecteren
2
SET
1
Open het LCD-scherm volledig.
2
Zet de aan/uit-schakelaar op
3
Zet de opnamestand op "M".
4
Druk op MENU.
5
Selecteer "FUNCTIE", druk op SET of
6
Selecteer "BELICHTING", druk op SET of
7
Selecteer de geschikte belichting, druk op
SET of
.
● Als u het beeld helder wilt maken, drukt u op ( ).
Als u het beeld donker wilt maken, drukt u op ( ),
maximum +/-6.
8
Druk op MENU.
OPMERKINGEN:
● Als de aanpassing geen zichtbare
helderheidswijzigingen teweegbrengt, stelt u
"OPHELDEREN" in op "AUTOM". (
● Het is niet mogelijk om handmatig de belichting in
te stellen als tegelijk ook "PROGRAM AE" is
ingesteld op "SPOTLICHT" of "SNEEUW"
(
blz. 42), of als de
achtergrondlichtcompensatie is ingeschakeld.
Irisvergrendeling
Net als de pupil van het menselijk oog, trekt het
diafragma in een goedverlichte omgeving samen
om te voorkomen dat er te veel licht binnenvalt.
In een donkere omgeving verwijdt het diafragma
zich om meer licht binnen te laten.
Gebruik deze functie in de volgende situaties:
● Als u een bewegend onderwerp filmt.
WORDT VERVOLGD OP DE VOLGENDE PAGINA
39
NE
±
BELICHTING
0
"REC".
blz. 21)
(
.
.
blz. 33, 34)